NRC Handelsblad 12-7-1986 — Prof. Dr. A. Kortlandt, emeritus-hoogleraar in de Psychologie en Ethologie der dieren aan de Universiteit van Amsterdam, is een even lenig als controversieel geleerde. In de jaren zestig taxeerde hij het Maagdenhuis op beklimbaarheid, en nog steeds is hij bereid om letterlijk in de bres te springen voor zijn specialiteit: de chimpansee. Nieuw licht op een oude hamvraag: hoe Mens is de Aap en hoe Aap de Mens?
***
Het verhaal gaat dat Professor Kortlandt tijdens het demonstreren van het klimgedrag van chimpansees een ladder in een collegezaal besteeg, en – op de hoogste sport gearriveerd – zó in zijn betoog werd meegesleept dat hij zijn handen losliet en ter aarde stortte. Kortlandt kan ‘t zich tijdens ons gesprek niet herinneren. Wel geeft hij toe tijdens een onbesuisde actie, waarbij hij nadeed hoe een aap over een beek springt, zijn rug gebroken te hebben. “Ik vergat dat apen met hun hielen op zachte bosgrond terecht komen, en ik sprong op beton.”
Zelf mocht ik in 1970 een lezing bijwonen, waar hij zijn beroemde ‘panterfilm’ vertoonde. Deze film toont de reactie van chimpansees die plotseling met een roofdier worden geconfronteerd. Een opgezette panter, verscholen in een met bladeren toegedekt hol, de staart aangedreven door een ruitenwissermotor, wordt op een goed moment, als alle apen vredig aan het ronddwalen zijn, door een druk op de knop naar voren gereden over rails. De camera draait. De chimpansees schrikken eerst, maar vallen dan aan en slaan of gooien met stokken.
Kortlandt liep tijdens deze lezing druk heen en weer, gaf luide commentaren. Hij klom op tafels, en sloeg tenslotte ter illustratie van de slagkracht van een volwassen chimpansee op de demonstratietafel voorin de zaal een aanwijsstok doormidden.
Geëngageerd
Het beeld dat zich zodoende opdringt is dat van een geëngageerd geleerde. Lezing van zijn artikelen wekt de indruk met een fantasierijk mens van doen te hebben, wiens drang tot weten een reeks ongeëvenaarde machinerieën en theorieën tot gevolg heeft gehad. Commentaar van collega’s op zijn doen en laten heeft in alle gevallen iets aarzelends, maar de algemene mening heerst dat hij bij vlagen briljante dingen heeft gedaan, en dat zijn intuïtieve aanpak een frisse wind door het gevestigde wereldje van biologen en psychologen deed waaien.
Zolang dit binnen de muren van de Ivoren Toren bleef strekte dat slechts tot aanbeveling, maar toen de democratiseringsgolf over de Amsterdamse universiteit sloeg is Kortlandt bijna verdronken. Dit is een duistere periode van zijn carrière, waarover hij veel lelijke dingen vertelt, die dit papier niet zouden sieren. Het onhebbelijk gekrakeel verstomde tenslotte. Nu is hij emeritus-hoogleraar, nog steeds werkzaam aan het hoofd van zijn eigen eenmans-vakgroep-in-opheffing: de afdeling ‘Psychologie en Ethologie der Dieren’. Een merkwaardige positie voor een zeldzaam mens.
Kortlandt heeft zich lange tijd bewogen op het grensgebied tussen aap en mens. In hoeverre is een mens een aap? Of liever draaide hij de vraagstelling om: hoeveel menselijks hebben apen in zich? Nu de tentoonstelling The Human Story [zie ook het interview met Richard Leaky, CdS] in het Tropenmuseum onze verre voorvaderen toont en Kortlandt bezig is steeds meer met pensioen te gaan (om zich terug te trekken in zijn geliefde Oxford), is het tijd voor een vraaggesprek.
Conform de verwachting is de werkkamer, waar ik ter audiëntie ben uitgenodigd, van de soort die evenals Kortlandt zelf bijna is uitgestorven. De werkplek is naar universitaire maatstaven ruim bemeten – ik schat hem op acht bij twaalf meter met een hoogte van een meter of zes, en ik overdrijf niet veel.
Er staan vier lange tafels, die zo ongelooflijk vol papieren liggen dat het onduidelijk is waar ik een opschrijfblokje neer mag leggen. Uiteindelijk rest mij de laagste stapel paperassen, die bestaat uit foto’s van apen, enkele wetenschappelijke overdrukken en een brief, die ik niet kan nalaten te lezen en die een licht werpt op de reputatie van Kortlandt als deskundige op gebied van zelfverdediging in het oerwoud.
Een Amerikaanse onderzoeker wil weten wat hij tegen beren moet doen, zeker nadat een enorme Grizzly hem in de klauwen had genomen: ‘…providing me two months in a hospital, to contemplate the inequality in speed and weapon between man and bear.’
Wanorde
— Wat een verrukkelijke bende.
“Ja, dat is inderdaad… dat is mijn manier van werken, hè!” Verbaasd kijkt hij rond alsof hij de wanorde voor het eerst aanschouwt, “maar ik kan alles vinden. Ik heb een extreem visueel georiënteerd geheugen. Als ik een artikel van Leakey moet hebben weet ik: derde plank, midden links…” Kortlandt springt op en loopt naar een kast met tijdschriften. Hij vist een artikel over een prehistorisch wezen er feilloos uit.
— Net een chimpansee. Die onthoudt ook de plaats en bijvoorbeeld niet de kleur van zijn voedseldoosje.
“Ik voel mij daaraan nauw verwant. Ik bekijk de wereld met chimpansee-ogen, dat is waar. In 1969, in de tijd dat rond het Maagdenhuis de steigers stonden, zag ik bijvoorbeeld dat je daar zo kon binnenklimmen. Ik zei dat tegen een medewerker van het college van bestuur, maar die wilde zoiets niet aannemen. De studenten zagen het wel! Die klommen de steiger op, deden het raam open en wandelden de trap af waar de vier bewakers zaten te kaarten. Toen was het Maagdenhuis bezet.”
— Dick Hillenius schrijft dat a zeer aanstekelijke ideeën hebt, die in wetenschappelijk opzicht soms ook zeer aanvechtbaar zijn. Bent u niet te veel ‘alfa’ in het ‘bèta’-wereldje van biologen?
“Nee hoor, ik ben evengoed gamma. Ik ben het eigenlijk allemaal. En dat is bewust, ik wilde een breed gebied bestrijken. Ik begon als geograaf, deed diergedrag erbij maar dat was nog geen erkend academisch tijdverdrijf in die dagen. Ik studeerde ook psychologie en psychiatrie, om mijn basis te verbreden. Ik werkte aan aalscholvers en dat vonden die psychologen zo interessant dat ik een assistentenbaan aangeboden kreeg, op voorwaarde dat ik van de geografie zou omzwaaien naar de psychologie. Ik heb toen maar in beide vakken tegelijk mijn doctoraal gehaald.”
Brede aanpak
— Het lijkt me een nadeel, zo’n brede aanpak, je prikt nergens diep.
“Juist omgekeerd! Het geheim is dat je een vanzelfsprekend idee uit het ene vak kunt transplanteren in het andere, en dan zeggen ze: ‘Goh, dat is nieuw!’ ”
— Welk idee hebt u getransplanteerd?
“Waar ik mee begonnen ben erkend te worden, is het idee van de oversprongbeweging. Niko Tinbergen, de Nobelprijswinnaar, kwam onafhankelijk van mij op dezelfde gedachte – hij zag als bioloog meer biologische dingen en ik als psycholoog meer dingen die hij weer niet had gezien. U weet wat overspronggedrag is? Je krijgt het tegenwoordig zelfs op de middelbare school.
“Als twee neigingen met elkaar in conflict zijn – bij dieren bijvoorbeeld vechten en vluchten, en elkaar dus blokkeren – springt het gedrag over naar een derde type dat er niks mee te maken heeft… zoals op het hoofd krabben bij een moeilijke vraag of met je voeten trappelen als je naar de we moet en de deur zit op slot.”
— U hebt dat samen met Tinbergen….
“Onafhankelijk van elkaar, ja. Ik schreef hem een brief met enkele denkbeelden en toen schreef hij me terug: ‘Dat is wat ik substitute activity noem.’
“Ik stuurde hem mijn manuscript – en hij was stomverbaasd dat ik hetzelfde idee had. Het woord ‘beweging’ komt van hem en het woord ‘oversprong’ van mij. Ik gebruikte eerst de term ‘overspronghandeling’ maar dat is te menselijk uitgedrukt. Biologen en psychologen bekijken de wereld altijd een beetje anders, terwijl ze toch over hetzelfde praten.”
Stekelbaars
— Om terug te komen op uw aanpak: is die niet wat incidenteel? Echte ethologen zitten vele jaren achtereen de bewegingen van een stekelbaars te tellen en pas daarna durven ze een flinterdun proefschrift te schrijven. U hebt telkens een nieuwe inval, maakt dan een machine, een panter die op rails rijdt of een motortje dat doorntakken in het rond zwiept om te bewijzen dat…
“Ja, dat motortje. Dat was om aan te tonen dat de eerste mensen zich tegen hyena’s en zelfs leeuwen konden verdedigen door met stekelige takken rond te zwaaien. Onder dat motortje lag vlees en mijn proef-leeuwen durfden het niet te pakken uit angst in hun neus of ogen geprikt te worden…
“Daar heb ik een collega het leven mee gered! Haar Landrover kreeg panne, tegen de avond, ergens in de rimboe. Ze herinnerde zich mijn verhaal, sneed een doornentak af en zwaaide daarmee in het rond. Ze is te voet door het donker thuisgekomen met een troep hongerige hyena’s achter haar aan. Die durfden niks te doen!
“Als goed onderzoeker wilde ik een bewijs leveren en ik zei: ‘En nu zet ik je af op dezelfde plek, en loop je zonder takken naar huis, als blanco proef!’ Ze weigerde, helaas.”
Jungle
— Hebt u wel eens in levensgevaar verkeerd? Jane Goodall liep naakt door de jungle.
“Nou, niet naakt. dacht ik. Ze had wel altijd hetzelfde pak aan, om door haar apen herkend te worden. Ze had ok geen wapens bij zich, want die zijn levensgevaarlijk. De kans is groot dat je misschiet en dat je bovendien het Nationale. Pak wordt uitgesmeten door de lokale autoriteiten.”
“Ik werkte met camouflagehutten. Jane Goodall had eindeloos de tijd, die kon zich permitteren om de apen jarenlang aan haar te laten wennen. Mar ik had een gezin dat eten moest en een baan… dus bouwde ik schuilhutten. Niet meteen een hele, want dan kwamen de apen ook niet meer. Eerst een mandje waar ze doorheen konden kijken. Ik zette dat neer op een plek waar ze altijd langskwamen Daarna legde ik er een paar bebladerde takken op, daar konden ze dan ook aan wennen, en zo ging ik door tot ik een hut had, waar ik ongezien in kon. We zaten soms oog in oog met elkaar. Je zag zo’n dier zich krabben en piekeren wat dàt nu was… grijze ogen in een stukje struikgewas.
“Het voordeel van de schuilhut-methode is dat je langs een chimpansee-pad in je gezichtsveld allerlei dingen kunt opstellen om te zien hoe apen daarop reageren. Je kan dan een dag nagaan of ze bijvoorbeeld nesten uithalen en de eieren daaruit opeten.
“Ik ben gewend m op kritieke plaatsen, waar mijn theorie een vraagteken zet, een proef te nemen. Onderzoekers als Jane Goodall weten veel meer over het dagelijks lever van chimpansees dan ik. Mensen vinden dat leuk. Als ik op een congres kom zegt iedereen tegen mij: fijn dat u er bent, maar komt mevrouw Goodall ook? Jane noteert precies wie met wie ruzie had, en waarom. Al die apenintriges interesseren me niet zo. Zij is een echt descriptief ingesteld persoon – het verschil tussen Linnaeus en Darwin…”
— Zij is Linnaeus.
“Zij is Linnaeus… en ik ben Darwin. Beiden heb je nodig want zonder Linnaeus zou Darwin er niet zijn geweest. Met haar gegevens, met al die gegevens van mensen die in het veld zitten, kom ik tot een synthese, en op een kritiek punt waar iets niet duidelijk is, ga ik naar Afrika en verzamel de aanvullende feiten.”
Menselijker
— U schrijft dat de mensaap zich vroeger menselijker gedroeg dan nu. U formuleerde dat idee in de jaren vijftig.
“Er was eigenlijk tot in 1958, 100 jaar na Darwin, helemaal geen veldonderzoek gedaan aan mensapen. Maar toen, op een internationaal congres van zoölogen, waren er plotseling een aantal kerels bezig met de voorbereiding voor veldwerk. Je zou kunnen zeggen dat we precies honderd jaar nodig hebben gehad voordat we de consequenties trokken van Darwin: ‘Laten we nu eens gaan kijken wat onze naaste verwanten in het veld doen, hoe ze leven.’ Een eeuw lang zijn er grote weerstanden geweest, die er nu trouwens nog steeds zijn tegen apenonderzoek.”
— Zoals?
“Theologische, algemeen Weltanschauliche.,. allerlei rare voetbalclubachtige animositeit tussen alfa’s en gamma’s, over het verschil tussen een mens en een aap.
“Je krijgt dan altijd hetzelfde verhaal: het dier heeft geen traditie of cultuur, het dier kan niet praten, het dier heeft geen geest, ga maar door.
“Dan vertel ik zo iemand: als je een scheiding wilt brengen bij het punt dat de evolutie zich meer in het culturele vlak gaat afspelen, moet je die scheiding niet tussen apen en mensen aanbrengen, maar tussen mensen en mensapen aan de ene kant, en alle andere dieren aan de andere kant.”
— Apen hebben dus cultuur?
“Dat hangt natuurlijk van je definitie af. Een chimpansee-moeder leert het kind bijvoorbeeld wat het wel en niet moet eten – mensapen zijn in dat opzicht echte cultuurdieren. Dat leg ik dan uit.
“Dan zegt de tegenpartij: goed, geen cultuur dan, maar neem nou de landbouw. Dan zeg ik: en Bosjesmannen? Die leven nog net zo als de Australopithecus. Zijn die Bosjesmannen ook apen?
“Vervolgens komt hij met de taal: apen kunnen niet praten. Er is een anatoom die zegt: de Neanderthaler had een ander strottenhoofd, die kon dus nog niet praten. Een ander zegt: nee, met een verkeerd strottenhoofd kan je óók praten. Ik zeg: dat kan zelfs zonder strottenhoofd…” (Kortlandt tikt met een pen op tafel) “…met dit soort gebaren of tekens kun je ook in woorden en begrippen communiceren.
“Het enige dat dan voor de tegenpartij nog overblijft is: de mens is mens omdat hij de enige aap is die nadenkt over het feit dat hij een aap is. En dán heb ik gewonnen: Want dan zeg ik: ‘O ja? Nu weten we het! In 1858 kwam het boek van Darwin uit – en tót die datum hadden we nog nooit over onze biologische afkomst nagedacht… dus wij waren apen tot 1858.”
Washoe
— Maar die hele discussie is toch achterhaald.
“Achterhaald? Neem Gardner, lieve brave Gardner. Die had zijn aap Washoe gebarentaal voor doven geleerd. Die man is gepest, getreiterd en aangevallen, op een manier die niet mooi meer is! Hij is er paranoïde van geworden. Alle linguïsten stonden plotseling in hun bovenkleding toen bleek wat Washoe kon, want zij bleken het alleen maar over spreek- en schrijftaal te hebben.”
— Kon Washoe praten, vond u?
“Ik was er zeer van onder de indruk. Het was jammer dat die Gardner zo geheimzinnig deed, en daar heeft hij zich veel ellende mee op de hals gehaald. Dat was dom. Maar ik heb het gezien, en of die Gardner nou met zijn notities fraudeerde of niet, dat deed nauwelijks ter zake, want het was zo evident wat zich daar afspeelde: hier was werkelijk een aap die met doventaal kon communiceren over de dingen om zich heen.
“Washoe maakte ook nieuwe woorden. Hij had nog nooit een watermeloen gezien, en toen hij een stuk aangeboden kreeg zei hij in zijn tekentaal ‘sweet drink fruit’. Hij wist zijn woord voor slabbetje niet meer en tekende het voor om zijn hals, met een gebaar. Dat is de essentie van de taal! Niet het papegaaiachtige nawouwelen van een zin, maar de abstracte voorstelling van iets wat alleen in gedachten aanwezig was.
“Goed, als u vraagt: wat is het verschil tussen Man bijt hond en Hond bijt man, nee, daar komt Washoe niet aan toe. Daarentegen zijn er chimpansees die met een soort telexmachine, waarbij de knoppen woorden voorstellen, wel leren om woorden in een goede grammaticale volgorde te zetten.”
— Vrijwel iedereen is het er over eens dat er een grijs gebied is tussen apen en mensen. Wij verschillen minder van een chimpansee dan eelt paard van een ezel, als je naar de samenstelling van het DNA kijkt. Maar hoe formuleert u die grens?
“Het is een combinatie van dingen. In de eerste plaats: het jagen. Wij zijn coöperatieve jagers op groot wild. Chimpansees niet, die vangen af en toe een kleine prooi, een jonge baviaan of een Colobus aap. Wij doden dieren die groter en sneller zijn dan wijzelf, door omsingeling, de één valt aan van voren, de andere van achteren.,. en daar heb je een communicatiesysteem voor nodig, je moet op elkaar kunnen vertrouwen. Dat is een verschil.
“Verder hebben wij een geweten en chimpansees absoluut niet. Je kunt een chimpansee leren om af te blijven van de heerlijke druiven die op tafel liggen, maar zo gauw je de kamer hebt verlaten springt hij er op af en eet ze allemaal op. Als je dan terugkomt slaat hij aan het gillen, hij is bang voor straf, maar dat is geen geïnternaliseerd geweten.
“Bij ons is de angst voor straf wel geïnternaliseerd, evenals bij goed opgeleide honden: die kunnen leren om van vlees af te blijven als de baas van huis is. Als de verleiding toch te groot bleek zie je een echte schuldreactie, ook al kijkt er niemand. Dat is iets anders dan angst voor straf.”
Poppenhuis
— Een aap heeft dus geen ethiek?
“Nee, op dat punt niet, en wij wel. Kijk eens naar kinderen, bijvoorbeeld, die met een poppenhuis spelen. Die poppen in dat huis doen de hele tijd verkeerde dingen, die worden dan op de meest gruwelijke wijze gestraft. Amnesty International zou er een dagtaak aan hebben om te beschrijven wat er zich allemaal in dat poppenhuis afspeelt. Op die manier wordt ons geweten opgebouwd, hè?”
— De Canadese filosoof Michael Ruse zegt dat ethiek een geëvolueerde eigenschap is net als oogkleur, aantal vingers en…
“Nou, het wetboek is niet aangeboren dacht ik.”
— Nee, maar wel een besef van goed en kwaad, omdat dat voordelig voor de soort bleek.
“Laten we dan zeggen dat het formatieve instinct om goed en kwaad te leren onderscheiden is aangeboren, zoals Chomsky zegt dat er een formatieve tendens is om in een bepaalde gevoelige periode taal te leren.”
— Kan een aap abstracties maken?
“Een aap leert wel een munt in een machine te gooien om zijn dagelijkse boterham te verdienen, maar hij zal nooit denken: als ik meer munten heb kan ik mijn status verhogen. Hoe rijker hij is, des te luier wordt hij, dat is bij ons vaak net andersom.
“Hij zal met een stok een panter slaan, maar daar niet mee heen en weer gaan lopen zoals een kolonel met een baton onder zijn oksel. Hij zal de witte jas van de laboratorium-assistent aantrekken…”
— Doet een chimpansee dat?
“Die jas? O ja, dat is heel gewoon, hij zal de armen misschien niet in de mouwen steken, maar hij wandelt daar wel verheugd mee rond, zonder gevoel voor statusverhoging, in tegenstelling tot veel wetenschappelijke onderzoekers.”
Boomkruinen
— Uw belangrijkste theorie is dat apen vroeger in de evolutie menselijker waren. Dat noemt u de dehumanisatie-theorie. Wij zouden ze uit hun gebied verdreven hebben en daarna zijn ze gedegradeerd tot een lager wezen.
“Iknoem dit liever een hypothese, en er is ook wel wat aan gereviseerd. Maar de gedachtegang komt hier op neer: vroeger dacht men dat apen zulke lange armen hadden om in boomkruinen rond te bungelen. Daarentegen zouden wij mensen lange benen hebben gekregen ‘om het aardrijk te beërven’, zoals de bijbel zegt.
“Maar toen mijn medewerker Kooij en ik zo’n dertig jaar geleden in Artis chimpansee-onderzoek deden kregen wij allerlei gedragingen te zien die duidden op aanpassingen aan een leven op de grond. Als chimpansees schrikken, springen ze naar beneden. Een echte boom bewoner vlucht naar boven.
Een ander voorbeeld is de manier waarop ze met een ei omgaan. Grondapen zijn daar heel slordig mee: ‘Als het valt lik ik het nog wel op.’ Boomapen koesteren zo’n ei veel voorzichtiger.
“Intussen stond in de vakliteratuur dat chimpansees wel in bomen thuishoorden. Daarop kwam ik tot de volgende hypothese: in een vroegere periode van de evolutie hebben de voorvaderen van chimpansees deels in open landschappen gewoond, maar door de concurrentie met de mens, die de speer ontwikkelde en daar op afstand mee kon doden, hebben ze zich teruggetrokken in het oerwoud. Zij zijn toen secondair meer in de bomen gaan wonen en hebben langere armen ontwikkeld.
Dehumanisatie
“In dat kader zie je dat allerlei menselijke eigenschappen van apen, zoals het gooien met stenen, het zwaaien met een knuppel, de manier waarop ze op levende buit jagen – laten we zeggen het menselijke, of zo je wilt het voormenselijke gedrag – in het oerwoud zijn gedegenereerd. Die menselijke aspecten zijn in de loop der evolutie ingesluimerd, in onbruik en in verval geraakt. Dat is de dehumanisatie-hypothese.
“Ik ben dat in het wild nader gaan onderzoeken. In Guinee, in West-Afrika, waar apen wegens de plaatselijke godsdienst worden beschermd en dus niet bang hoeven te zijn, leefden ze ook buiten het bos. Het bleek dat ze daar veel mensachtiger op allerlei situaties reageerden.
“Onze panter op wielen sloegen ze veel gerichter dan boschimpansees. Ze konden veel beter gooien. Ze waren ook lange afstandslopers over de grond, met een territorium van soms meer dan honderd vierkante kilometer. De chimpansees daar waren dus minder ‘ontmenselijkt’ dan ik eerst dacht. Ik heb mijn hypothese toen bijgesteld en meer het accent gelegd bij de culturele verschillen tussen savanne- en oerwoud-bewonende chimpansees. Maar dat neemt niet weg: chimpansees lijken in veel opzichten op een onderontwikkeld volk, dat door ons is verdreven, net als de Bosjesmannen. Die zijn ook uit de betere milieus door ons de woestijn ingestuurd.”
— Een Bosjesman is dus ook gedehumaniseerd?
“In zekere zin. Op dezelfde manier zijn de Pygmeeën in Centraal Afrika het oerwoud ingedreven door de Bantoe-volken. Zij hebben zelfs hun oorspronkelijke taal grotendeels verloren. Maar ze kunnen geweldig klimmen om boven in bomen vruchten en honing te verzamelen. Ze klimmen als apen.”
– U schrijft ergens dat de mens 3 ½ maal is geëvolueerd.
“Dat was in 1972, het” fossiele beeld is nu weer anders. Maar één ding weet ik zeker: hoe vaak de mens ook is geëvolueerd, die halve keer is de chimpansee.”