Het Fraude-Virus – Symposium over foute wetenschappelijke verslaggeving

NRC Handelsblad 28-11-1989 – Hoe betrouwbaar is de verslaggeving over wetenschap in de krant en op de televisie? De Cursus wetenschaps-correspondentie (met als doel de wetenschappelijk onderzoeker minder onleesbaar te laten schrijven) bestaat al vele jaren, maar verwisselde afgelopen vrijdag haar juridische gedaante tot die van een stichting, teneinde de subsidie-stroom enigszins op gang te helpen.

***

Om de metamorfose te vieren was er een mini-symposium georganiseerd in het stemmigste zaaltje van Nederland, het auditorium van het Teyler’s Museum in Haarlem, waar zelfs de spinnenwebben aan het plafond uit de negentiende eeuw lijken te stammen.

Prof. dr. H. B. G. Casimir, lid van de Raad van toezicht, sprak over ‘Fraude in de wetenschappelijke verslaggeving’. Het verschijnsel is op zich al oud, maar de redenen verschuiven. Soms is er sprake van bewust bedrog op basis van ‘verkeerd begrepen eigenbelang’ (al dat gerommel om zelf beroemd te worden komt toch uit op den duur), ook komt fraude voor ten gevolge van pathologische waandenkbeelden.

Zo werd een Duitse onderzoeker na vele frauduleuze beweringen in het Zeitschrift für Physik rond 1932 door zijn psychiater in datzelfde tijdschrift uiteindelijk tot Psychogene Dammerzustand veroordeeld.

Oppoetsen

Maar vaker is er Sprake van het ‘oppoetsen van grafieken’, het weglaten van de drie punten die de andere vijftien zouden ontsieren. Bovendien, waarom zouden die drie punten, die zo storend buiten de reeks vallen, niet veroorzaakt zijn door tekortkomingen van de meetapparatuur?

En de grootste ontdekkingen zijn soms gedaan op basis van intuïtie: Lord Rutherford, druk in de weer met alfadeeltjes, voorspelde hoe het atoom opgebouwd zou zijn uit een kleine kern met electronen daar omheen.

„Ik weet mij te herinneren dat Rutherfords metingen niet zó dwingend waren dat het beeld zo moest zijn. Het was een stoutmoedige hypothese, maar hij had geen honderd procent zekerheid”, zegt Casimir. Rondom in de zaal, hoog aan de muur, zijn de namen van De Groten in verguldsel aangebracht: Lorentz, Kaiser, van ‘t Hoff, Boerhaave. Het is alsof zij zwijgend instemmen.

Het forum treedt aan, waarin aids-onderzoeker Sven Danner. „Een grote verandering betreft de aard van het nieuwsmedium waarin medische vindingen worden gepubliceerd”, betoogt Danner. „Was het vroeger zo dat een nieuw geneesmiddel werd aangekondigd in een degelijk medisch tijdschrift, de laatste jaren lees ik die informatie steeds vaker in de wetenschappelijke bijlagen van de diverse dagbladen, en sinds de opkomst van aids staan de jongste ontwikkelingen op de financiële pagina’s afgedrukt.

“Wanneer er een middel tegen aids lijkt te zijn ontdekt wordt dat op de beurs van Wall Street bekendgemaakt, de aandelen van de desbetreffende fabrikant stijgen met veertig procent, en de patiënten bellen mij uit mijn bed met de vraag of zij al met het nieuwe wondermiddel behandeld kunnen worden. Dan moet ik ze uitleggen dat wij de naam van het nieuw geneesmiddel nog niet precies weten, laat staan hoe het werkt, en wat de effecten zijn.”

Psychologie

Forumlid prof. W. A. Wagenaar gaat zo ver te beweren dat negentig procent van wat er over zijn vak – de psychologie – wordt geschreven onjuist is.
Fraude? Soms, maar meestal is dit ten gevolge van het feit dat wetenschappelijk psychologisch onderzoek uiterst kwetsbaar is: object en onderzoeker hebben zo’n grote invloed op elkaar dat de resultaten door de onderzoeker (onbewust of bewust) sterk vertekend kunnen worden.

De zaal reageert. Een kritische bezoeker uit Nijmegen brengt te berde dat wetenschapscorrespondentie juist fraude in de hand werkt: „Het gaat vaak om het zo gunstig mogelijk presenteren van de resultaten, met zware accenten op de positieve aspecten, gestuurd vanuit het instituut of het bedrijf waarin de betreffende correspondent werkt.”

Dit alles is uiteraard te verklaren door economische drijfveren. De Derde Geldstroom vloeit aan de horizon voorbij: ‘Hoe irrigeer ik mijn akkertje?’ Door veel te publiceren, de feiten te larderen met positief nieuws voor maatschappij en samenleving, onder het neuriën van ‘Aan een grafiek zó volgeladen mist men één, twee puntjes niet’.

Welke bronnen zijn nog betrouwbaar? H. van Maanen, wetenschapsredacteur van het Parool: „Ik heb de neiging aan publikaties in Nature meer waarde toe te kennen dan aan die in een obscuur tijdschriftje.”
Wagenaar helpt hem uit deze droom: „Zeker niet! Als het tenminste over mijn vakgebied gaat.”

Rob Sijmons (Vrij Nederland) tobt duidelijk verstaanbaar met de vraag hoe nog te selecteren in de aanzwellende stroom wetenschappelijk nieuws, waar veel pseudo-informatie tussen zit: „Je bent verplicht tot hoor en wederhoor van veel verschillende onderzoekers als ‘getuige-deskundigen’.”

Van Maanen sust: „Er komt niets in de krant zonder dat een journalist – en dus niet de wetenschapper die correspondeert – het goedkeurt. Die journalist moet vaak wel bij deskundigen te rade gaan om te begrijpen waar het over gaat.”

Ozongaten

Maar wie is deskundig? Wie is resistent tegen het virus van een gekleurde verslaggeving ten eigen bate?

Niels Wiedenhof, research-voorlichter van Philips: „Bij grote, politiek beladen vraagstukken, zoals Ozongaten, Dioxine-gehaltes en Kernenergie, zijn specialisten en deskundigen het vaak roerend oneens met elkaar. Hun kennis trek ik niet in twijfel, maar hun stellingname is variabel naar gelang van hun maatschappelijke herkomst.”

Kortom, wie bepaalt wat wie mag lezen met welk waarheidsgehalte, gemeten aan welke standaard? Er ligt een mooie taak voor de wetenschapscorrespondent.