Paleoantropobioloog Huizinga: “Maar als ik straks een stuk Homo habilis in mijn handen houd ben ik er tóch voorzichtiger mee.”

Elsevier 28-6-1986 –  Als ik na het interview vertrek, bega ik een vergissing en vraag: “Is dat een verre voorouder?” In de hoek van de gang staat een groot skelet van een aapachtig creatuur. De handen hangen lusteloos omlaag, tot op kniehoogte. Hij ziet eruit als een heel domme neef die ruzie zoekt. “Nee,” zegt Huizinga vriendelijk, “dat is een Orang oetan.” De professor wijst op de lange armen, en ook het gebit heeft weinig beschaafds. “Maar,” zegt hij, “als je in het veld bij een opgraving zo’n stukje bot tegenkomt…” (hij wijst een decimeter Orang oetan dijbeen aan)” … dan weet je werkelijk niet of je nu te maken hebt met een mens, een aap of iets ertussenin. Dat is dan heel, heel moeilijk.”

***

Twee uur eerder. Prof. dr. J. Huizinga, emiritus hoogleraar in de antropobiologie aan de Universiteit van Utrecht en één van de sprekers bij de opening van de tentoonstelling The Human Story aanstaande woensdag in het Tropenmuseum te Amsterdam, zet zich behoedzaam neder in een luie stoel. Hij is 67 jaar, ziet eruit als 57 en gaat nog geregeld met zijn vrouw per Landrover dwars door de Sahara naar West-Afrika, naar zijn terrein van wetenschappelijk onderzoek.

Zijn kamer in het Utrechtse Instituut voor antropobiologie is bruin. Aan de muur hangen antieke foto’s van een expeditie naar de binnenlanden van Nieuw-Guinea in 1913. Inboorlingen staan braaf voor een wit laken om gefotografeerd te worden. Een andere wand wordt gesierd met een kaart van Afrika.

Antropobiologie is een breed vak, zowel in ruimte (de hele wereld) als in tijd (sinds er mensen zijn). Object van studie is de biologie van de (gezonde) mens, van zijn fossiele verleden tot zijn levende heden.

Tellem

Huizinga’s instituut is vooral bekend geworden door de ‘Tellem expedities’ in Mali, die in 1964 en 1965 door de NCRV televisie wekelijks in beeld werden gebracht. De Rotterdamse architect Herman Haan, inspirator van deze expedities, en het Utrechtse instituut werkten samen om de grotten van het uitgestorven Tellem volk in het gebied van de Dogon te onderzoeken.

Wie herinnert zich niet de beelden van het stalen kooitje, dat aan lange kabels langs steile rotswanden omhoog werd getrokken om zodoende toegang te krijgen tot de rots holen waarin Tellem volk woonde? Het werkte zeer op de verbeelding. Het was de goede oude tijd waarin wetenschappelijke expedities nog gesubsidieerd werden.

Hoe oud waren die Tellem mensen? Enkele miljoenen jaren?

Huizinga: “0, nee. Die mensen kwamen daar voor tot in de 15de, uiterlijk 17de eeuw. Waar ze vandaan gekomen zijn, weten we niet, en waar ze gebleven zijn weten we ook niet. Het is heel geheimzinnig. Omdat het een kleine groep mensen betrof zouden we kunnen aannemen dat ze door een of andere epidemie aan hun einde zijn gekomen.”

Klok

Een paar honderd jaar oud, dat is een tikje van de klok als het om de menselijke evolutie gaat.

“Zeker, een heel klein tikje. We bestaan al zo’n tien, misschien elf miljoen jaar.”

Is het geen raar vak, dat graven naar menselijke botten? Stephen Jay Gould, de bekende Amerikaanse evolutiedeskundige, vertelde eens dat er op dit gebied meer geleerden dan studieobjecten waren.

“Als je met een studieobject bedoelt een tamelijk compleet fossiel dat je in je hand kunt nemen, ja, die zijn werkelijk te tellen. En het aantal mensen, ook wetenschappers, dat daar een authentieke belangstelling voor heeft is ongelooflijk groot. Dat is ook wel te begrijpen. Het vak van de paleoantropologie, de studie van ‘vroegere mensen’ is ongelooflijk fascinerend. ‘Waar komen we vandaan?’ Zo’n vraag wekt natuurlijk belangstelling.

“Maar, vergis je niet, paleoantropologie is een heel moeilijk vak. Je moet om te beginnen goed proberen te begrijpen wat de betekenis van een vorm is. Als je bij het opgraven een zootje kiezen vindt, kun je zeggen: daar hebben ze mee gekauwd. Dat is belangrijk om op te merken, en het is ongetwijfeld een juiste conclusie, maar het is zeker niet het enige en uiteindelijk ook niet het belangrijkste antwoord. Het gaat om evolutievraagstukken. Waarom is iets veranderd, hoe is het veranderd, uit welke vorm komt het voort?

Gebit

“Een gebit is een goed voorbeeld. Het is betrekkelijk resistent, dus het wordt in relatief grote hoeveelheden gevonden. Verder kun je aan een gebit aflezen wat er gekauwd is. Als je goed nadenkt is een vrij betrouwbaar antwoord mogelijk op de vraag: wat was zijn dieet? Was het voedsel enigszins bereid of heb ik hier een gebit dat alleen maar geschikt is om rauw vlees in stukken te scheuren?

“Als je daar een idee over hebt geformuleerd, is de volgende vraag: in wat voor soort omgeving kwam dat eten voor? In wat voor milieu leefde die mens? Zou hij om dat eten te vergaren zijn handen vrij hebben gehad, dus rechtop hebben gelopen? Dat kun je allemaal vertellen, op grond van die ene kies die je vindt. Het verhaal wordt wel steeds waziger, en het hangt er maar vanaf hoe overtuigend je het vertelt.”

Spreken al die verhalen elkaar niet tegen?

“Soms wel, maar het is bitter nodig dat al die verhalen verteld worden.”

En dan evolueert dit uit tot een levensvatbare theorie.

“Ja. En ik heb het niet over fantasten hoor, die maar wat verzinnen, er zijn hele serieuze onderzoekers die op deze wijze werken. Maar let wel, deze onderzoekers maken geen evolutietheorie. Die wordt in het laboratorium gemaakt. Een goede evolutietheorie wordt opgesteld door biochemici, door theoretici, die hun handen niet vuil hoeven te maken met opgraven. Dat is een ander slag mensen.”

Datering

Alles wat een paleoantropoloog vertelt, staat of valt met de datering van zijn vondst. Als hij niet zeker weet hoe oud iets is, moet hij zwijgen over relaties met andere opgravingen. Hij mag best vormen beschrijven en suggesties over verwantschappen lanceren, maar meer niet.

Hoe zuiver gedateerd is vijf miljoen jaar? Zit ik er dan een miljoentje naast?

“Nee, die datering is vrij nauwkeurig te doen. Die kies zelf dateer je niet, dat doe je aan de hand van de aardlaag waaruit je de kies te voorschijn peutert. De ouderdom van die lagen is nauwkeurig bepaald aan de hand van isotopen, er wordt geologisch spul in gevonden waarvan bekend is hoe oud het is. Dat is heel goed te doen. Maar je moet dan wel heel zorgvuldig opgraven en de boel niet kapotmaken. Dat is cruciaal bij een vondst: afblijven is veel belangrijker dan graaien.

“Door de verbeterde dateringsmethodes zijn de meningsverschillen in het paleontologen-wereldje sterk verminderd. Vroeger vloog men elkaar geregeld in de haren. Tien miljoen jaar! Nietes, veertien miljoen! Dat komt niet meer voor.

Verwondering

“Als de ouderdom bekend is, begint de verwondering pas goed: aan wie is de vondst gerelateerd? Wie is voorouder van wie? Dat is prachtig onderzoek.”

Hoe ouder, hoe primitiever?

“Zeker niet. De mooiste voorbeelden kun je vinden onder meer recente groepen zoals de Neanderthalers. Er zijn mensen gevonden die ouder zijn dan de Neanderthaler, en die er toch ‘moderner’ uitzagen, niet van die woeste koppen met brede wenkbrauwen en zo, maar een beetje… beschaafd. Je ziet dit ook in Oost-Afrika, bij Homo habilis, een heel oude, en goed gedateerd. Een heel intrigerende vorm. Habilis is recent gevonden door Philip Tobias, de vroegere student van de beroemde Raymond Dart, die de naam habilis gegeven heeft. “

Grijs gebied

Wanneer zijn wij opgehouden aap te zijn?

 “Dat is een nogal ‘grijs’ gebied. Je kunt niet zeggen dat we mens werden toen we rechtop gingen lopen. Een aap loopt ook rechtop.

“Het antwoord scharniert als regel om het gebruik van werktuigen. Wanneer je ontdekt dat er stenen doormidden worden geslagen met het doel er een werktuig van te maken, zijn we mensen geworden.”

Een chimpansee slaat met een stok op een panter, dat is ook een werktuig.

“Nee, een mens moet meer in zijn object hebben gezien dan het was. Ik bedoel, iemand die met een dubbeltje een schroef losdraait, ziet in dat dubbeltje meer dan een geldstuk alleen. Voor de eerste mens was een steen meer dan een steen, het krijgt een symbolische waarde.”

Toegevoegde symbolische waarde.

“Dat klinkt wat belastingachtig, maar het is wat ik bedoel. Een mens kan ook kiezen: eet ik die geit op of laat ik hem lopen? Een hongerige leeuw kiest niet, die springt er meteen op. Die wordt gedreven door zijn instinct. ”

Theorie?

Sommigen zeggen dat de evolutie een theorie is, en nooit bewezen kan worden.

“Evolutie is geen theorie, evolutie is een feit. Dit wordt gestaafd door bijna alle vondsten die gedaan worden, en die goed gedateerd zijn. Al deze vondsten bij elkaar vertellen een redelijk verhaal over samenhang en afkomst.

“Je kunt natuurlijk op een Cro-Magnon mens wijzen en zeggen: ‘Blij dat mijn vader niet zo’n kop had’, maar die blijdschap is van korte duur omdat we een paar duizend jaar geleden wèl zo’n kop hadden.

“De evolutietheorie is dus een feit. De theorie is welk mechanisme eraan ten grondslag ligt. Is het allemaal toeval? Of zijn er gerichte mutaties, veranderingen, voor nodig geweest? Die laatste visie wint weer enigszins terrein de laatste tijd, maar dat wil nooit, maar dan ook nooit zeggen dat je zoiets als een god introduceert om bepaalde dingen die je niet begrijpt te verklaren.

“Ik kan er als wetenschapsmens heel goed mee leven dat ik bepaalde open, moeilijke vragen heb. Daar word ik notabene voor betaald. En die vraag is niet moeilijk omdat ons ‘menszijn’ ermee te maken heeft of dat soort filosofische onzin, nee, het denken over evolutie is gewoon een moeilijk vak.

Tentoonstelling

“Ik ben heel blij dat die tentoonstelling The Human Story naar Nederland komt. De dingen die daar getoond worden zijn prachtig. Maar het is niet het laatste verhaal over hoe wij op aarde gekomen zijn, dat verhaal is nooit uit.”

Wat gaat u vertellen op uw lezing woensdag bij de opening van de tentoonstelling?

“Ik wil graag benadrukken dat we niet apegapend voor een vitrine moeten gaan staan en denken: daar is het dan. Wat je ziet op die tentoonstelling zijn de bouwstenen van de theorie. Het verheerlijken van die verschillende vormen van schedels en beenderen daar ben ik een tegenstander van. Maar ik geef toe: als je die botten ziet daar gaat een enorme appeal van uit.”

Je ziet je voorouders

“Ja, je bent het zelf. Nogmaals, betere evolutietheorieën worden gemaakt aan de hand van het bestuderen van bananenvliegen in het laboratorium. Maar deze vondsten, uit Oost-Afrika van de familie Leaky, van Raymond Dart in Zuid-Afrika, van Dubois in Indonesië, die roepen zoveel emoties in mensen op.

“Het is wel eens de pithecometrie, de ‘aapmeting’, genoemd. Je staat daar met dat stuk bot in je handen en je weegt als het ware: hoeveel aap zit er nog in, en hoeveel mens is het al? Dat heeft een beklemmende uitwerking, zelfs op vakmensen.

“In Utrecht hebben we een enorme skelettenverzameling, we staan ermee op en we gaan ermee naar bed, en het zegt me niets. Maar als ik straks een stuk Homo habilis in mijn handen houd ben ik er tóch voorzichtiger mee. Dan heb ik echt wel wat anders in mijn handen dan een stukje bot. Wat je dan aanraakt is het verhaal van je herkomst. Het is alsof je in je eigen wieg staat te kijken.”

————————————————————————————————————————–

K A D E R

De tentoonstelling The Human Story, geïnitieerd door de bekende Keniase paleo-antropoloog Richard Leaky en de directeur van het Commonwealth Institute in Londen James Porter, is gerealiseerd door de Zweedse professor Carl Gustav Bernard. De expositie trok in Londen volle zalen. Nooit werd een zo goed gedocumenteerd en volledig overzicht gegeven van de evolutie van onze eigen soort: Homo sapiens.

De laatste 25 jaar is er over onze afstamming veel duidelijker geworden. De beschikbare hoeveelheid nauwkeurig gedateerde vondsten is door (systematisch) opgraven aanzienlijk toegenomen en de grote wanorde in namen en stamlijnen is tot een aanvaardbaar niveau teruggebracht, al blijven er vele vragen en witte plekken over. De algemene mening onder paleontologen is echter dat een redelijk overzicht is verkregen.

Universum

Het hele universum is naar schatting 15.000 miljoen jaar oud, onze aarde deed er 4.500 miljoen jaar over om te worden zoals zij is, en mensen (afhankelijk van de definitie van ‘mens’) lopen sedert 5 tot 10 miljoen jaar rond.

De vroegste primaten (aapachtigen, waaronder onze voorouders) verschenen 35 miljoen jaar geleden. Na die periode gingen we rechtop lopen. Enkele bekende namen uit deze tijd: Aegyptopithecus (het woord “pithecus” betekent “aap”), Sivapithecus, Ramapithecus en Proconsul, en een recente ontdekking: de Motopithecus, de enige vondst van een sterk afwijkende groep – dit maakt duidelijk hoeveel er nog te leren valt.

Drijvende continenten zorgden voor een scheurende aardkorst waardoor nieuwe ecosystemen ontstonden. In een dergelijk nieuw milieu zagen onze voorouderlijke wezens kans verder te evolueren tot Australopithecus (‘zuidelijke aap’), zoals de A. afarensis en A. afrikanus.

Homo Sapiens

Dit speelde zich tussen de 8 en 5 miljoen jaar geleden af. De groep Homo (H. habilis, en latere H. erectus en wijzelf, H. sapiens) volgde vanaf 5 en 2 miljoen jaar geleden. 100.000 jaar geleden verschenen de ‘moderne mensen’ ten tonele, zoals de Neanderthalers.

Het is niet zo dat alle groepen elkaar opvolgden: ze leefden ook naast elkaar. Het is onmogelijk aan te geven wat hun precieze relaties zijn, maar denk aan de huidige apen. Orang oetans, gorilla’s en chimpansees hebben zeer veel met elkaar gemeen maar zijn andere dieren.

Nieuw is het DNA-onderzoek dat een helder licht werpt op sommige verwantschappen: het blijkt dat 97,6 procent van onze erfelijke genen identiek is aan dat van chimpansees. Daarmee staat een mens biochemisch gezien dichter bij een aap dan een paard bij een ezel.

(De tentoonstelling .The Human Story”, Het Tropenmuseum, Linnaeusstraat 2, Amsterdam is geopend op werkdagen van 10.00 tot 17.00 uur, zaterdagen zon en feestdagen van 12.00 tot 17.00 uur. De expositie duurt van 3 juli tot en met 19 oktober 1986).