Heineken brouwers in de volcontinu: “Als ontbijt krijg ik een warme prak.”

NRC Handelsblad 22-10-1977 – Niet alleen mensen, ook dieren leveren een gevecht tegen de klok. Bij dieren kunnen zelfs zulke ingrepen plaatsvinden dat hun tijdritme geheel verandert en een voor hen uit 19 dan wel 28 uur zou kunnen bestaan. Hoe zit dat bij mensen? Een reportage uit de nieuwe Heineken brouwerij in Zoeterwoude.

***


Als een soort ultramodern Bommelstein ligt de fabriek van Heineken in een Zoeterwoudse polder. Mistflarden jagen in het holst van de nacht rond de vergistingstorens, een vale maan werpt schuimbleek licht over het verlaten terrein, verkleumde insecten cirkelen in het oranje schijnsel van druipende lantaarns, die voor een weinig gastvrije verlichting van de burcht zorgdragen.

Die sfeer ademt niets van gezelligheid, terwijl toch binnen de zorgvuldig vormgegeven muren een proces gaande is om jaarlijks 2,5 miljoen hectoliter pils aan te maken om het humeur van Nederland peil te houden. Dit bedrijf vereist een voortdurend opletten van ‘’s lands beste brouwers’: ploegenarbeid in de semi- of volcontinu.

“Ach jongen, ga jij maar naar de dokter als je zo nodig wat wilt weten over ‘s nachts werken. Die kan je vertellen dat het verrekt ongezond is. Weet jij hoe groot het aantal maaglijers is? Ha, ik rook me hier klem ‘s nachts en overdag slaap ik, en als ontbijt krijg ik een warme prak. Dacht jij dat goed voor mij was. Nee hoor, daar word je niet oud mee”.

Dat is de portier bij de slagboom. Een goed begin. Na die ontboezeming vertrek ik voor een lange tocht door de reusachtige hallen,

Brouwmeester

Mout, hop, gist en water, volgens een ‘eeuwenoud’ recept. En nu zal moment wel dichtbij zijn dat hem zal zien: De Brouwmeester, gelaarsd, leren voorschoot, op de wangen een blos van de kenner, tot aan de knieën in klonterige gist, bezig met het keuren van kwaliteitsbier.

Niets daarvan. In de hoek van de hal is een glazen huisje, waarin enige keurig geklede heren genoeglijk zitten te brouwen, bijgestaan door een fluisterende computer, die zich vernuftig bezighoudt met de procesbesturing. De mannen turen ondertussen op een groot paneel, met daartussen op flitsende rode en groene pijlen, lampen en knoppen waarop ze af en toe bedachtzaam drukken; een soort videoscherm, waar de laatste productiecijfers zachtgroen opgroeien. Dit is bier maken anno 1977: het Getemde Pils. Brouwen staat onder volledige controle en het gaat door – dag en nacht.

“Ja joh, daar kijk jij dan op, hè? Nou, ik ook hoor. Ik zit al 23 jaar in de continu, en ik vind het fijn. Ik zou niet anders meer willen.”

De process operator laat zijn ogen glijden over het dashboard. Hij hoeft niet echt te kijken, maar ziet vanuit zijn ooghoeken of alles correct borrelt en bruist. “Mijn vrouw heeft er een hekel aan. Ik woon op een flat in Rotterdam-Zuid: tussen mijn slaapkamer en huiskamer zit zo’n lullig glazen wandje. Als ik dus ligt te slapen, moeten de kinderen hartstikke stil zijn. Alleen de huiskamer is verwarmd in de winter. Nou, en dan zegt mijn vrouw, ik ga dan in het zijkamertje zitten, dan kan je rustig slapen. Maar dat wil ik niet. Veel te koud.

“Kijk, het is natuurlijk wel zo dat ik het ook om het geld doen, maar niet alleen. Nee, ik zit hier met een vast groepje mannen. Lekker rustig ‘s nachts. Ze zeuren zijn tijdens de dag dient altijd de godganse dag aan je kop en nou kan ik mijn eigen gang gaan. Je krijgt een soort van rust en je kan kletsen over particuliere dingen. Ik verdien 30% meer in de vijf ploegendienst, maar dat spaar ik. Mijn vrouw krijgt alleen wat ik dagloon zou krijgen. Als mijn baas me ooit uit de vol-continu zou trappen, kan ze tenminste ham op d’r brood blijven eten in plaats van speculaas!”

Zware shag

Langzaam draait hij zware shag en drinkt zwarte koffie. Soms merk je dat mensen op de ploegendienst neerkijken. Nou, daar heb ik mooi schijt aan! Ik kan lekker winkelen met mijn vrouw als de anderen moeten werken. Maar het heeft ook z’n nadelen. Al mijn kennissen lopen met een rooster van mij op zak. Ze kunnen nooit eens op bezoek komen zonder eerst op die lijst te kijken. Zelf was ik weg op de verjaardag van mijn vrouw en van mezelf. En als je op zondagavond voor een week weer de nacht in moet, nou, dan sta je om halftien ‘s avonds al te tandakken, omdat je toch niks meer kan doen.”

Hij wijst met zijn vinger op tafel: “Kijk, hier sta ik, en daar staan zij, mijn vrouw en mijn kinderen, en daar tussen loopt de ploegendienst. Wat ik daarmee wil zeggen? Nou, dat dat soort werk volgens mij altijd een verwijdering in het gezin geeft. Maar, ik zou toch niet anders meer kunnen. Ik weet niet beter.

“Maar ik geloof dat het grootste nadeel nog wel je sexuele leven is. Dat lijdt eronder. Als ik een week lang ‘s nachts van huis ben…tja…dan wil je wat, niet? Maar je kan van je vrouw toch niet verwachten dat ze dag en nacht voor je klaar staat? Vroeger ging dat nog wel, toen we nog geen kinderen hadden, of toen ze nog klein waren. Toen kon je op zondagmiddag nog tegen die kleine zeggen: mammie gaat ook even slapen want mammie is moe. Maar nou is die kleine meid veertien, en als ik nou zoiets tegen d’r zeg, dan zie je ze kijken met die schele oogjes… Dat vind ik gênant.

“Maar, joh, jij weet toch net zo goed als ik, als het een beetje te gek wordt dan drink je toch snel twee grote glazen ijskoud water achter elkaar, niet?” Hij ziet een lichtje flikkeren op het paneel. Het is tijd voor het terugkoelen van tank 102 en 103.

Mitrailleurkogels

In de bottelarij ketsen de flesjes als mitrailleurkogels van de band. Twee produktielijnen draaien op dit moment met een rendement van vijfentachtig procent. “Dat is hoog”, zegt de meneer van de vorkheftruck, “Maar het is ook een goeie ploeg die er vannacht staat: Als zij er zitten, rij ik me rot!”

De herrie is oorverdovend. Glas botst tegen glas, tienduizenden keren. Als een kreupele slang kronkelt de kolonne tussen de machines door. Peuken eruit, etiketten eraf, dan rammelend naar de – psssst! – vulmachine, dop, pasteuriseren, en een nieuw etiket. Links stommelen de vaten geheel automatisch op de pallets.

De man achter het automatisch oog, dat alle breuk, halflege flessen en overige onvolkomenheden op de band moet registreren, kijkt een tikje glazig.

“Ach, meneer, dat is altijd om een uur of vijf. Dan komt de man met de hamer. Tussen drie en vijf. Dat zijn de moeilijkste uren. Vooral de eerste nacht. Het rotte is dat je er net een beetje aan gewend raakt en dan moet weer een andere dienst gaan draaien. Maar, ik zou toch niet anders willen. Ja, ik doe het wel om het geld. Als ik hetzelfde in de dagdienst zou vangen zou ik dat doen. Maar och, het is niet zó saai. Ik mag aan verschillende machines staan, ze willen me all-round maken. Verleden maand heb ik twee weken achter elkaar, aan de wasmachine gestaan. Toen was ik bijkans maf. Nou gaat het wel. Als het teveel wordt loop ik effe een rondje.”

Koptelefoon

Hij zet zijn koptelefoon weer op. Door de bottelarij wordt voortdurend ontspanningsmuziek gedistribueerd die het ellendig gekletter moet overstemmen. Maar over het algemeen wordt er niet veel gebruik van gemaakt omdat de mensen dan het laatste restje collegiaal contact volledig moeten ontberen.

Beter nog wat brullen over de herrie heen dan volledig afgesloten. Zijn baas, boven in het kantoor, wisselt de cassette: “Nou, het schiet alweer op. Ik houd niet van nachtdienst. Ploegenarbeid vind ik best, maar ik word een beetje te oud. Na een week lang iedere nacht hier ben ik gaar. Ik zit sinds 1946 in de continu. Ik voel dat het ieder jaar wat moeilijker gaat.

“Bij dit bedrijf mag je er op je zestigste uit, met behoud van toeslag. Maar voor de rest vind ik het best hoor. Ik woon in IJsselmonde en ik zit nooit in een file voor de van Brienenoordbrug. Het geeft je best een goed gevoel om in je tuin te zitten als anderen moeten werken.

“Ik heb daar in mijn oude buurt wel eens rare moeilijkheden mee gehad. Sommigen: die vent zit altijd in de tuin, die zal wel in de WW lopen. Ha! Daar heb ik helemaal geen last van hoor. Ze denken maar. ‘s Ochtends in de tuin, ‘s middags in de tuin, prachtig!”

Ochtendkroeg

Het is tijd. De wijzer gaat naar de vroege zeven. De mist hangt er nog, maar het licht komt nu van de zon. Even bijkomen in een ochtendkroeg in Leiden. Stampvol mensen, die nog aan het werk moeten, of er net vandaan komen. De koffiekoppen staan in stapels op de kleine toog en er heerst een mannelijke morgenstemming.

Onderwerpen van gesprek: terroristen en allerlei subtiele methodes om hun te vangen en op te voeden, en de voetballerij. Een paar man zitten al breeduit achter de pils. Het is niet te zien of zij nog werken moeten, al geweest zijn, of helemaal niks meer hoeven.

————————————————————————————————————–

KADER – DE GESTOORDE KLOK

Afgaande op de waarneming dat insecten 25 procent minder lang leven als iedere week hun dagelijkse ritme met zes uur wordt verschoven, mag men nooit concluderen dat ploegenarbeid – vooral ‘s nachts – ook voor mensen ongezond is. Immers, dat vliegen onder laboratoriumcondities vroegtijdig het loodje leggen bij iets dat arbeiders in ploegendienst al jaren lang doen, is niet te vergelijken met de arbeid van het menselijk lichaam. Toch kan die constatering wel aanleiding genoeg zijn om de nodige voorzichtigheid in acht te nemen bij het systematisch uit hun ritme halen van mensen.

Tijdspatronen van 24 uur of van 365 dagen hebben ongetwijfeld grote betekenis, vooral als het om het levensritme gaat. Ritme is zelfs erfelijk vastgelegd. Zo is men er in laboratoria in geslaagd bij het fruitvliegje Drosophila zodanige genetische veranderingen aan te brengen dat zijn dagelijks ritme werd bekort tot 19 uur of verlengd tot 28 uur.

Het normale “inwendige ritme” is overigens niet 24 uur precies. Wanneer proefpersonen in een ondergrondse bunker (afgesloten van iedere tijdsaanduiding) enige maanden achtereen worden geobserveerd, blijkt dat zij vanzelf dagen van ongeveer 25 uur gaan maken. Maar bij andere mensen, die niet in zulke omstandigheden zijn, wordt de voor de dagelijkse praktijk te langzame inwendige klok iedere dag ‘gelijk gezet’, Op grond van tijdgevende factoren van buiten, bijyoorbeeld de blik op de klok. Bij dieren gaat het om het op- of ondergaan van de zon; dat is bepalend voor het dagritme.

Ons lichaam functioneert op basis van dit 24 uurs-ritme. ‘s Morgens is de lichaamstemperatuur lager dan ‘s avonds; alles verandert naarmate de dag vordert (bijvoorbeeld ook de bloeddruk, hartslag, functies van lever en nieren, concentraties van verschillende zouten in het bloed) en herstelt zich ‘s nachts (in de slaap) weer. Reis je bijvoorbeeld per vliegtuig naar de VS, dan schuif je zes uur in tijd op, maar bij aankomst daar probeer je je wijs te maken dat het pas vijf uur in de middag is, terwijl het lichaam allang naar bed wil. De aanpassing kost tijd, maar arbeiders in ploegendienst passen zich nooit volledig aan aan het veranderde ritme van overdag slapen en ‘s nachts werken.

Hoe komt dat? Werkelijke aanpassing is pas voor 100 procent mogelijk als de omgeving mee-verandert. Dat is bij ploegendienst nooit het geval. De man achter de machine in de nacht zal zich altijd bewust blijven van het feit dat hij eigenlijk op dat moment iets anders “behoort” te doen: slapen. Dit besef verhindert de volledige aanpassing van zijn lichaam.

De laatste jaren is er veel onderzoek gedaan naar het wel en wee van de ploegenarbeider. Men heeft veel inzicht in zijn slaapgedrag, zijn lichamelijk functioneren en zijn sociale achtergronden gekregen. Zo blijkt dat 80 procent van de nachtarbeiders, in hun slaap worden gestoord door één of andere vorm van lawaai: de “slaapdiepte” neemt af. Ook is de “slaaplengte” overdag korter dan ‘s nachts. De kwaliteit van de rust gaat dus achteruit.

Een ander punt is de aanpassing van de lichaamstemperatuur, de hartslag en dergelijke. Zo blijkt dat de temperatuursomdraaiing pas voltooid is na de zevende nacht, wanneer bij veel ploegenroosters de arbeiders weer van dienst moeten gaan wisselen. Een werkelijk stabiel temperatuurs-patroon treedt pas na drie weken op.

Het slaaptekort bij ploegenarbeiders is het grootste probleem. Deugdelijke begeleiding en verstandige schema’s zijn het minste wat een arbeider in onregelmatige dienst mag verwachten. Compensatie met geld alleen is niet voldoende.