Hypnosecongres: “Hypnotiseerbaarheid is grotendeels aangeboren.”

NRC Handelsblad 23-8-1988 — Een bemoedigend en interessant aspect van het internationale con­gres Hypnosis and Psychosomatic Medicine, dat vorige week in den Haag werd gehouden, vond ik dat samenwerking tussen psychologen en fysiologen op dit gebied tot vruchtbare – en meetbare – resul­taten kan leiden.

***

1988-08-23 Hypnose in de geneeskundeVooral op werkter­reinen met onmogelijke namen als de ‘neuropsychofysiologie’ en in sterkere mate de ‘psychoneuroim­munologie’ zijn de laatste tijd een aantal goed gedocumenteerde resul­taten geboekt, die tot voor kort door ‘harde wetenschappers’ hooguit als interessant bijgeloof gezien zouden worden.

Dat een ziekte als AIDS onder hypnose genezen kan worden is niet juist; hooguit kan met behulp van hypnose het verloop van bepaalde infecties tijdens de ziekte in gunsti­ge zin beïnvloed worden.

Maar er zijn kwalen die wel degelijk door hypnose te verhelpen zijn. Hardnekkige wratten bij kinderen verdwijnen wanneer de kinderen on­der hypnose gebracht worden, en zich bijvoorbeeld ridders op paarden voorstellen die de wratten komen bestrijden. Dit is de boodschap van de Amerikaanse kinderarts Karen Olness. Volgens haar eigen zeggen stond ze aanvankelijk wantrouwend tegenover het gebruik van ‘hypno­therapie’. Toen haar eigen baas, de beroemde immunoloog Robert Good met hypnose begon, dacht ze: “Die arme man wordt oud. Ik was uiter­mate sceptisch. Maar, ik moet toe­geven, ik ben helemaal ‘om’.”

In het algemeen kan men stellen dat het immuunsysteem van een mens duidelijk meetbare veranderingen ondergaat onder invloed van hypno­se. Dit is de conclusie van het on­derzoek van de psycholoog dr. B. Bermond uit Amsterdam en de im­munoloog dr. J.J. Heijnen uit Utrecht, al zijn eenduidige resulta­ten moeilijk te geven. Cobi Heijnen: “Ik ben er zeker van dat hypnose een zeer grote fysiologische reactie teweeg kan brengen, maar wat ik precies meet verschilt van individu tot individu. Het is zeer moeilijk te voorspellen of hypnose een immuun­respons positief dan wel negatief beïnvloedt. Maar er gebeurt van al­les.”

Slaapwandelen

Grond onder de voeten, of drijf­zand? In een open, maar enigszins afwachtende geestesgesteldheid be­treed ik op maandagmorgen om kwart over acht een klein vergader­zaaltje in het Congresgebouw in den Haag. Een zekere dokter Edgar Bar­nett uit Canada, een donkere dokter met een aardige lach, zal een inlei­ding houden over ‘The Use of the Idiomotor Signal in Facilitating the Development of Somnambulism’. Slaapwandelen! De titel trekt me buitengewoon aan.

Dr. Barnett put zich uit in een enke­le grafiek en blokdiagram, en ik raak in een staat van acute slaapaan­val: dit geleuter is de lijkwade der pseudowetenschappelijkheid die als keizerlijke kleding moeten dienen tot bedekking van de naaktheid der mystiek.

Maar het geluk is aan onze zijde. Twee andere inleiders komen niet opdagen en de voorzitter van deze werkgroep vraagt of Dr. Barnett, om de tijd te doden, niet eens wat kan laten zien. “Why not?” vraagt Bar­nett het zaaltje in. Een Chinees, ge­naamd Kai, de in plastic jekker ge­stoken Alexander Pieps van een hypnotherapeut uit Singapore, rept zich richting overheadprojector en neemt plaats in een stoel.

Barnett: “Is the English language a problem, Kai?

No”, zegt Kai.

Then you listen to my voice, and my voice only. Kai, close your eyes.

Daar gaat Kai. Barnett spreekt met zachte stem inleidende zinnen en voor ik tot twintig heb kunnen tellen is Kai diep weg, geheel gehypnoti­seerd. Barnett legt het een en ander uit, wekt Kai weer tot leven en ie­dereen klapt.

Er zijn nog twintig minuten over. Vraag uit de zaal: “Kunt u het ook non-verbaal?”

“Zeker” zegt Barnett, “Wie volgt?” Ditmaal zijn het twee westerse pro­fessionals. Na enig zwijgend getrek en geslinger aan armen en hoofd val­len ze in een zo ontzettend diepe slaap, dat ze bijna van hun stoel af­zakken. Met half geloken ogen, gla­zigste blik die ooit ter wereld werd aanschouwd, diepe knorrende adem­haling en hangende wangen zijn ze tot niets meer in staat. In minder dan een minuut! Dit is geen toneel­spel, want als Barnett ze krachtig heen en weer schudt om ze wakker te maken zijn ze zo wezenloos dat je wel verdomd goed toneel moet kun­nen spelen om dit vol te houden.

Goedwillende Brit

Na deze inleiding vervolg ik enigs­zins gesticht mijn weg door het Congresgebouw. Er is een veelheid aan gelijktijdig te houden conversa­tion hours, symposia, en paper ses­sions. Zeshonderd hypnose-specialis­ten aller landen reppen zich door de gangen naar acht verschillende za­len.

Wat te kiezen? Ik wil alles wel over hypnose weten maar besluit de bio­logische kant te zoeken: wat er is waar van geruchten dat mensen on­der hypnose kunnen genezen van li­chamelijke kwalen? Aidsbestrijding, terminale kankerpatiënten die weer tot het rijk der levenden terugkeren – hoe zit dat op cellulair niveau? Na een verkeerde zaal, waar een goedwillende Brit zich in de gees­tenuitdrijving der Dionysiërs ver­slikt, beland ik bij de bekende He­len Crawford, een lange Amerikaan­se dame, die vertelt over mensen die ‘een taal vergeten waren’ en plotse­ling, onder hypnose, bijvoorbeeld weer Japans begonnen te spreken, iets dat ze voor hun zesde ook de­den. Ze heeft cases van mensen die zich de conversatie tussen de chi­rurg en de zuster kunnen herinneren na hun eigen operatie.

Helen noemt dat ‘impliciete geheu­gens’ in tegenstelling tot ‘expliciete geheugens’. Het impliciete – nor­maal niet toegankelijke – geheugen kan onder hypnose aangesproken worden.

Dat geloof ik zeker, maar hoe werkt het? Het antwoord blijft uit.

Middag

De middag zal uitkomst bieden, want zij spreekt dan over de fysiolo­gische verschijnselen. Eerst houdt Karen Olness een ‘key-note address’. De grote Van-Goghzaal zit goed ge­vuld.

Ze laat dia’s zien van akelige wrat­ten op een kind. Het arme kind zit onder. Niets hielp. “Hypnose? On­zin!” had Karen aanvankelijk geroe­pen, maar toen na speciale ‘R&I’ (Relax and Induction) sessies de wratten verdwenen, was haar aan­dacht gewekt.

Ze laat resultaten zien van onder­zoek naar de concentratie van im­munogloblinen (IgA) in speeksel. Het blijkt dat kinderen onder ‘zelf­hypnose’ een sterke toename van de­ze stoffen te zien geven, een veel grotere toename dan bij kinderen uit een controlegroep, die in plaats een gerichte R&I-sessie een neutraal filmpje vertoond kregen.

Olness: “Ik weet het: het immuun­systeem is uitermate ingewikkeld, maar deze technieken werken.” Vraag uit de zaal: “Hoe werkt het dan?” Olness: “Ik wou dat ik het wist. Ik heb geen flauw idee. Het kan zijn dat, in het geval van de wratten, de virale deeltjes die deze wratten mogelijkerwijs veroorzaken, door een verhoogde concentratie aan antistoffen worden aangepakt. Maar dat is allerminst zeker. Eén van mijn patiëntjes stelde me laatst de vraag: ‘How does the thinking change the fingertip temperature?’ Ik kan dat niet beantwoorden.”

Verder in haar lezing besteedt ze aandacht aan het werk van Robert Ader over de werking van placebo’s. Ratten krijgen ‘paren van stimuli’ toegediend, cyclofosfamide en sui­kerwater – tegelijkertijd. Cyclofosfa­mide dempt het immuunsysteem, suikerwater doet niets. Wanneer rat­ten later alleen suikerwater toege­diend krijgen, treedt toch dezelfde immunologische reactie op in het bloed.

Cobi Heijnen, die naast me zit: “Op een of andere manier moet het im­muunsysteem ‘gevoed’ worden met de informatie, dan werkt de placebo wel. Maar wanneer ik in mijn proef­dieren in Utrecht het hele immuno­systeem doodstraal, en ze met een ‘naief’, dus vers immuunsysteem voedt, gaat dit verhaal niet meer op.”

Een immunologische reactie treedt dus op door tenminste twee oorza­ken: een herkenning van de actieve stof (het immuunsysteem moet met biochemische informatie ‘gevoed’ worden), maar daarnaast ook de sug­gestie van de patiënt. Karen Olness introduceert een nieuwe term: cyberbiologie, dat staat voor ‘stuurbio­logie’ (overeenkomstig cybernetica): ‘A way to control your body’. Zij leert haar kinderen in control te zijn over de autonome processen in hun lichaam, zoals bloeddruk, tempera­tuur, hartslag, bloeddruk, en dus ook immuunrespons.

Vraag: “Waar moet zo’n kind dan aan denken?” Olness: “Hij mag aan van alles denken, aan vissen die tor­retjes ophappen, aan ridders die met hun zwaard een tegenstander ver­slaan, maar ook – heel modern – aan het intikken van commando’s op een computerscherm. Wij noemen dat visual imagenary.”

Rechter hersenhelft

Na de lunch: Crawford revisited. Zij behandelt aan de hand van tien­tallen grafieken de invloed van hypnose op de neurofysiologie. Goedbedoelend spreekt ze over EEGS, over monopolaire en bipolaire metingen, over Alpha, Beta and Theta bands. De toespraak beroert met alle respect voor de grondig­heid van haar analyses – toch niet de diepten waaraan ik behoefte ge­voel.

Wat meet je nou eigenlijk? Stroom­pjes, maar ik wil moleculen zien, geen elektriciteit. Duidelijk is hoog­uit dat de rechter hersenhelft tij­dens hypnose (veel) actiever is dag de linker. Dat blijkt ook uit het ver­haal van de Engelsman Gruzelier, die bij hypnose-gevoelige mensen (‘highs’) een duidelijker verschil meet in activiteit tussen linker en rechter hersenhelft dan bij slecht ­hypnotiseerbaren (‘lows’). Het toe­val treft dat ik naast professor Er­nest Hilgard zit, de beroemde Hilgard, de vader van de moderne hypnotiseurs.

Meteen vraag ik hem om een onder­onsje, dat hij mij toestaat als deze sessie is afgelopen.

Spraakverwarring

De volgende dag is illustratief voor de spraakverwarring tussen psycho­logen en fysiologen. Psychologen praten over grote groepen mensen met veel onderlinge variaties, die ze trachten te rubriceren met veel sta­tistische ingrepen. ‘Significant’ is het toverwoord. Een immunoloog heeft liever één individu, waaraan de immuun-status gemeten kan wor­den. Die is al zó ingewikkeld en variabel dat er nauwelijks iets over te zeggen valt – laat staan wanneer een grote groep mensen wordt be­studeerd. Psychologen praten over populaties mensen, fysiologen over populaties moleculen, en daar zitten nogal wat onderzoek-niveaus (en échelons vol onbegrip) tussen.

In een zaaltje vol geleerden vertelt Yanda van Rood, psycholoog met belangstelling voor de immunologie, over de relaties tussen ‘stressoren’ en de reactie van het immuunsys­teem. Stress (elektrische schokken bij een rat) heeft een grote reactie in het immuunsysteem tot gevolg, maar de beheersbaarheid van die die stress (kan hij wel of niet aan die schokken ontkomen door een trucje) is belangrijk voor de omvang van die reactie. Hoe meer controlability, des te lager de reactie.

Karen Olness kont nog een keer op­draven met haar grote verhaal, en de Duitse onderzoeker Bongartz meldt een grote toename van witte bloedli­chaampjes in de bloedstroom onder invloed van hypnose. Het meest kri­tisch en onderbouwd is het verhaal van Cobi Heijnen, die er nadrukke­lijk op wijst dat bij het onderzoek van Olness waarschijnlijk niet expli­ciet Immunoglobuline-A (IgA) wordt geactiveerd, maar het hele immuunsysteem een zetje krijgt.

En AIDS, is dat te genezen? Heijnen: “Ik kan me niet voorstellen dat een ziekte AIDS door hypnose te genezen zou zijn. Net zo min als tu­moren. Onder hypnose treedt zeker een toename van cytotoxische killer-cellen op, die kankercellen te lijf kunnen. Maar een kankergezwel ruim je niet zomaar op.”

Er is discussie. Welwillend luistert men naar elkaars standpunten. Eén ding is zeker: meer onderzoek is dringend geboden.

Het wordt tijd voor evaluatie. Ik denk dat het niet gaat om het woord hypnose als zodanig, want hypnose is een verzamelwoord voor een veel­heid aan geestelijke gesteldheden, variërend van ‘relaxtoestand’ tot ‘slaapwandelen’, van een lichte tot een diepe vorm van trance in het al­gemeen. De naamgeving is gevari­eerd: in sommige groepen onderzoe­kers vermijdt men met zorg het woord – daar klinkt de neutrale term ‘R&I’ wat minder beladen.

Duidelijk is dat er een sterkte wis­selwerking is tussen een bepaalde geestesgesteldheid en de lichamelij­ke reactie daarop.

Dat was eigenlijk al bekend: boos­heid heeft een stoot adrenaline ten gevolge, Pavlov’s honden kwijlden bij het luiden van een bel, en ieder­een heeft wel een tante, die ‘puur op haar wilskracht de ziekte overwon’. Heijnen zegt dat, ondanks alle ver­warring over precieze getallen, het voor haar duidelijk is dat hypnose “een uitermate sterk therapeuticum kan zijn, want wat ik meet is een sterke regulatie van de immuunres­pons.”

Vogels graspilletjes

‘Geloven in genezen’ is dus werk­zaam, al zal dat van individu tot in­dividu verschillen. Een placebo of ‘het vertrouwen in de dokter’ is zo gek nog niet, maar dat weet iedere huisarts. Ook ‘dokter Vogels graspil­letjes’ zijn zo gek nog niet, want het genereert geloof in de genezing, en het lichaam reageert daadwerkelijk op dat geloof. Acupunctuur als anestheticum is eveneens zo gek nog niet, want een verhoogde concentra­tie endorfine in het bloed is het ge­volg, hoe die ook gegenereerd wordt.

Een anesthesist, gesproken daags na de conferentie: “0 natuurlijk! Hypnose is een serieuze zaak, ik heb er alleen in mijn praktijk geen tijd voor, want het operatieschema draait door.”

“Laat alle alternatieve geneeswijzen hun kans krijgen, de mens is onvoor­stelbaar veel onvoorspelbaarder dan momenteel bekend is.

“Als het helpt, helpt het. Maar één ding: wanneer een patiënt duidelijk geneesbaar is – en dan bedoel ik ‘klassiek’ geneesbaar, door operatie bijvoorbeeld, mag een arts nooit een alternatieve geneeswijze als enig middel voorschrijven.

“Vergeet nooit: er zijn altijd mensen die beter worden, die nooit dokter Moermans granen hebben gegeten, nooit dokter Vogels pillen hebben geslikt, niets hebben gedaan om die genezing te bespoedigen. Toch zijn ze van ten dode opgeschreven kan­kerpatiënt weer volkomen gezond geworden. Uitzonderingen hebben we allemaal in onze praktijk. Dat valt onder de verzamelnaam statis­tiek. Het kwaadaardige van de zachte sector is dat deze uitzonde­ringen onder veel bombarie als bewijs voor hun werkwijze worden ge­presenteerd.”

— KADER

Niet iedereen is even gevoelig voor hypnose. Een punt dat op het con­gres ter discussie staat: kan de ge­voeligheid voor hypnose worden aan­geleerd?

“Nee”, zegt Ernest Hilgard bene­den in een zaaltje, waar een koffie­juffrouw lawaaierig stoelen verplaatst ondanks mijn smeekbeden dit te laten, omdat ik met de Godfa­ther van de moderne hypnotherapie en tevens oprichter van de Interna­tional Society of Hypnosis zit te pra­ten. Hilgard is 84 jaar en iedereen treedt hem met eerbied tegemoet.

“Hypnotiseerbaarheid,” zegt Hil­gard met stemverheffing, “is net als intelligentie grotendeels aangeboren. Je hebt lows en highs, mensen die slecht en goed hypnotiseerbaar zijn.”

– Heeft dat te maken met beeldend vermogen? Kan een kunstenaar eerder onder hypnose worden gebracht dan een wiskundige?

“Zo eenvoudig is dat niet te stellen. ‘Beeldend inzicht’ heeft niets met een beroep te maken. Een wiskundi­ge kan zeer beeldend denken en een grafisch kunstenaar heel vormtrouw, fantasieloos.

“Hypnotiseerbaarheid kun je wel meten. Wij doen dat met een stan­daard-formulier, waarop mensen een aantal vragen beantwoorden, op grond waarvan wij hun Hypnotiza­bility kunnen bepalen. We verdelen de schaal van 0 tot 12. Je ziet over een grote groep mensen een soort normale verdeling, met een piek bij 5 tot 6, en uitschieters richting 0 of 12. Hoe hoger: hoe beter hypnoti­seerbaar.”

– Iemand op dit congres beweert dat hypnotiseerbaarheid te trainen is. Dat je na een paar honderd keer pas succes hebt.

“Ja, tegen de tijd dat de mensen tweehonderd mal in die spreekka­mer zijn geweest, zijn ze zo apathisch geworden dat ze van pure el­lende in slaap gallen. Dat zou je hypnose kunnen noemen. Ik heb zelf onderzoek gedaan aan mensen 25 jaar geleden en nu – en het blijkt dat ze nu nog net zo goed of slecht hypnotiseerbaar waren als toen.

“Je hebt mensen zó onder hypnose raken. Je hoeft ze maar op hun schouder te tikken en hup, daar gaan ze. Ik had een man bij mij thuis in Stanford, die maakte hele reizen. Die vloog op mijn vloerkleed naar Hawaii, zat daar aan het strand met jonge meiden, beleefde dat alle­maal echt. Ik zette de kachel dan maar wat hoger om het klimaat na te bootsen, want ik vond het wel aar­dig. Hij was een prima proefper­soon.”

– U was in uw toespraak niet zeer op­timistisch over de toekomst van de hypnose in Amerika.

“Nee, er is welswaar een volledige geaccepteerdheid, de taboesfeer is er helemaal af, maar er is geen geld, en er is geen echt centrum waar het gedoceerd word. Overal waar aan hypnose wordt gedaan wordt het naast iets anders gedaan, naast tech­nieken of onderzoeken die al liepen. Dat hypnose is doorgebroken is me­de te danken aan het feit dat mijn leerboek zo’n succes bleek. Veel art­sen zien hypnose als een hobby. Neem nu dr. Spiegel uit Stanford, die zojuist een verhaal hield. Hij is arts, hield een rommelige presenta­tie met een brei aan grafieken en ge­tallen in véél te korte tijd. Waar zijn betoog op neerkomt is dat mensen onder hypnose, aan wie verteld wordt dat ze geen licht zien en bij wie toch licht in de ogen wordt gestraald, echt blijken te denken dat ze geen licht zien, en dat meten we ook in hun hersenen. Bij de controlegroep meten we wel een piek. Dit is inte­ressant onderzoek, maar hij doet het naast andere dingen.”

– Hypnose wordt op dit congres vooral gepresenteerd als ‘tool’ bij therapie­ën.

“De klinische zijde van hypnose is zeer succesvol. Net zo succesvol als andere psychotherapieën, al dan niet in combinatie met andere technie­ken. Hypnose is vaak zeer succesvol in korte therapieën. In een of twee sessies.

“U mag in Holland van geluk spre­ken, want het onderzoek naar hypnose heeft een zeer grote plaats hier, zeer goed, net als in Austra­lië.”

– Martin Orne vertelt een goed ver­haal dat mensen, die bij een recht­bank onder hypnose getuigen, nooit echt vertrouwd mogen worden.

“Nee, u hoorde zijn onderzoek naar die man, wiens tekeningen vanaf zijn zesde jaar bewaard waren. Deze man werd onder hypnose age-re­gressed tot zes jaar oud en werd weer aan het tekenen gezet. Orne vergeleek die tekeningen en kwam tot de conclusie dat ze niet klopten. Er was duidelijk sprake, volgens Orne, van tekeningen van een echt kind versus de tekeningen van een volwassene die denkt dat hij kinder­tekeningen maakt.

“Mensen die onder hypnose bij rechtszaken getuigen kunnen zo vre­selijk overtuigd reageren wanneer naar hun herinneringen wordt ge­vraagd. Ze lijken zeker van zichzelf, maar weten niet echt hoe het was. Daarom moet hypnose bij getuigen: verklaringen met de grootste terug­houdendheid worden gebruikt.”

– Bent u zelf een ‘high’ of een ‘low’?  

“Ik ben een echte ‘low’.”

– U hebt alle congressen de laatste decennia over hypnose tot nu toe meegemaakt. Wat is hier nieuw?

“Nieuw is dat er steeds meer funda­menteel onderzoek naar voren komt, zoals fysiologische en immunologi­sche verschijnselen. Dat was er tot nu toe niet in die mate.”