De Wageningse Prof. Drs. J.D. van Mansvelt: “Alternatieve landbouw is lekker moeilijk.”

NRC Handelsblad 18-7-1981 – Er is landbouw en alternatieve landbouw, en de laatste tak heeft met de benoeming van drs. JanDiek van Mansvelt tot hoogleraar in Wageningen voor de eerste maal vaste voet gekregen binnen de wetenschap. Gefronste wenkbrauwen begroeten de nieuwe hoogleraar, niet alleen van traditioneel-wetenschappelijke zijde, maar ook van alternatieve kant. Wat zijn de kosmische invloeden op pasgezaaid graan? En wat is het verschil tussen wetenschap en bijgeloof? Een interview.

***

De benoeming van drs. J. D. van Mansvelt tot buitengewoon hoogleraar in de alternatieve landbouw aan de Wageningse Landbouwhogeschool is niet tot stand gekomen zonder twisten binnenskamers. Op een gegeven moment was de 9 koppen tellende benoemingscommissie met 7 tegen 2 stemmen vóór een andere kandidaat, dr. J. T. de Smidt uit Utrecht, die daarmee de benoeming praktisch in zijn zak had.

Via veel her-overwegingen (gestuurd op aandrang van de zogeheten „Haagse antroposofen-lobby, zoals kwade tongen beweren”) viel de keus van de krapst mogelijke meerderheid uiteindelijk op Jan-Diek van Mansvelt, directeur van de biologisch-dynamische Middelbare land- en tuinbouwschool “de Warmonderhof’ in Kerk-Avezaath.

Hij ontkent iets met de twist van doen te hebben gehad: „Ik ben één uur gezien door de benoemingscommissie, dus het betreft nauwelijks mijn persoon. Het was uiteindelijk toch een afweging op grond van ervaring in de landbouw en in het onderwijs. Of ik die belofte zal inlossen, zien we over tien jaar wel weer. Het is duidelijk een creditbenoeming – niemand heeft ooit de kans gehad om te bewijzen dat hij als hoogleraar alternatieve landbouw iets kan voorstellen. Het effect is dus moeilijk in te schatten.”

Gifspuit

In Nederland wordt de akkerbouw en veeteelt, zoals die wordt uitgeoefend met gifspuit, kunstmest, diepploegen, ontwateren, herverkavelen en het rechttrekken van beken (om maar enige omstreden begrippen te noemen) met meer of mindere verachting bekeken door drie alternatieve richtingen in de landbouw.

Meest gematigde van dit drietal is de geïntegreerde Landbouw, waarin het goede van het gangbare systeem zo veel mogelijk wordt verenigd met de idealistische eisen van een zich vernieuwende samenleving. Radicaler is de ecologische richting, waarin kunstmest volstrekt taboe en gif slechts zelden acceptabel is. De oudste en subtielste tak is de biologisch dynamische landbouw, waaraan behalve een verbod op het toepassen van gif en kunstmest allerlei antroposofische principes ten grondslag liggen.

De “geesteswetenschappen” van Rudolf Steiner hebben hier de b-wetenschappelijke benadering verdreven. Er wordt bijvoorbeeld rekening gehouden met invloeden vanuit de kosmos op het gewas en het vee; zo zouden de verschillende standen van de maan een effect hebben op het tijdstip van zaaien volgens de maankalender van Maria Thun. Ook wordt gewerkt met biologische preparaten, zoals kruidenaftreksels en oplossingen van dierlijke organen, die soms enige tijd begraven moeten worden (bijvoorbeeld in een hertenblaas) teneinde hun werkzaamheid na het uitstrooien over de akker te optimaliseren.

Deze even onnavolgbare als oncontroleerbare landbouwtips – de „kosmiek” zoals dat kernachtig wordt samengevat – ondervinden veel tegenstand van deskundigen uit de andere alternatieve richtingen. Zij sluiten in principe de invloed van de maan op het uiteindelijk aantal graankorrels per vierkante meter niet uit, maar willen na tientallen jaren experimenteren in die richting uiteindelijk wel eens harde resultaten. Volgens hen worden die niet geleverd. Dus lijkt de kosmiek flauwekul. Dus is men allerminst gelukkig met de benoeming van Jan-Diek van Mansvelt.

De nieuwe hoogleraar zelf over deze verschillen in inzicht: „lk zal mijn positie als hoogleraar gebruiken om een gesprek tussen de uiteenlopende denkrichtingen op gang te brengen. Ik vind het uitstekend dat ze elkaar in de haren vliegen. Ik hoop zelfs dat ik ze daar niet van af zal krijgen, want het is goed als de alternatieven zich aan elkaar wetten. ”

Ongeplaveid

De omgeving van de Warmonderhof is de vrede zelve. Aan het einde van een nadrukkelijk ongeplaveide weg, achter een rij ruisende kastanjes, temidden van overvloedig gewas ligt een complex van leslokalen, stallen en kamers voor inwonende studenten. Een keurig sprekend jongetje wijst hoe een stroompje in slimme kolken naar beneden kabbelt „waardoor het water goed van zuurstof wordt voorzien”. Knappe meisjes in broekpakken staan in de keuken in de etensgamellen te roeren.

De direkteur huist achter een antieke hal met lambrisering en een kroonluchter in een ruim kantoor. Hij draagt een truitje, spreekt zacht en formuleert uiterst behoedzaam, maar wekt tijdens het gesprek de indruk eerder een wolf in schaapskleren te zijn dan een excentriekeling die in het grote, boze Wageningen door de Landbouwers-oude-stijl van tafel geveegd zal worden: „Het gekke is dat Wageningen zo’n bepaalde klank heeft. Het is een bijna esoterisch begrip dat niemand hard kan maken. Er zijn daar ongetwijfeld mensen die straks zullen zeggen: vlieg op, ga spelen jij, maar anderen zullen misschien op me afkomen met: als jij wat te vertellen denkt te hebben kom dan maar eens hier, dan zal ik eens luisteren. En er zijn natuurlijk de mensen die zullen zeggen: wat is dat toch, alternatieve landbouw. Wij zijn hier toch al dag in dag uit bezig naar goede alternatieven te zoeken?”

Wat is alternatieve landbouw in uw ogen?

„Alternatieve landbouw is een complex begrip, het is niet één ding. Je moet per alternatief bekijken waar dat voor dient. Er zijn langzamerhand veel mensen die bijvoorbeeld een alternatief willen voor „gewasbeschermingsmiddelen”, dat wil zeggen: gif. Wat is het alternatief daarvoor? Ik wil niet spuiten, maar ik ga die luizen er ook niet één voor één afpoetsen. Dus: ik zet een rover uit, een sluipwesp of zo.

„Je kan ook vragen: waarom zitten er überhaupt luizen op mijn planten – is die luis een signaal voor iets?” In de humane geneeskunde begint dat besef ook steeds meer door te dringen: maagzuur moet je niet bestrijden met rennies, maar je moet minder vet eten.

“Het alternatief in de landbouw reikt dus verder dan de toepassingen, zoals spuiten met gif. Het reikt zelfs zover dat je een alternatief moet gaan vinden voor de nu nog gangbare manier van denken en redeneren in de wetenschap. De huidige manier van wetenschappelijk denken leidt tot situaties die we betreuren.”

Dus Wageningen krijgt, behalve een hoogleraar alternatieve landbouw, meteen een hoogleraar in de alternatieve wetenschapsbeoefening bijgeleverd?

“In de gangbare wetenschapsbeoefening werkt men volgens een denkrecept dat niet of nauwelijks wordt verstrekt. Men gaat van een niet onaanzienlijk pakket vooronderstellingen uit, die allemaal zijn ingeburgerd, terwijl het niet meer dan hypotheses zijn.

“In The structure of scientific revolutions zegt Kuhn dat het veranderen van geaccepteerde wetenschapsmodellen een voor-wetenschappelijke aangelegenheid is. Er zijn dus géén wetenschappelijke argumenten aan te voeren waarom bijvoorbeeld Newtons visie op de natuur nu geprefereerd moet worden boven een andere.

Newton

“In de tijd van Newton vonden de mensen zijn visie wel aardig, maar dat is niet wetenschappelijk. Later blijkt een andere visie boven te kunnen komen om even onwetenschappelijke, meer maatschappelijke en culturele redenen.”

Als je in wetenschapsbeoefening tot een zo volledig mogelijk inzicht wilt komen ontsnap je toch niet aan een duidelijk tastbare methodiek. De biologische-dynamische landbouw bedient zich van kosmische invloeden. Die zijn toch niet tastbaar?

“Die uitspraak klinkt veel definitiever, veel absoluter dan hij is! Een aantal studenten heeft onderzoek gedaan naar sommige aspecten in de biologisch-dynamische landbouw. Ze komen met bepaalde uitkomsten en dan krijg je het fenomeen dat andere hoogleraren zeggen: ‘Die statistiek van jullie gebruiken wij nooit, en dus gaat jullie verhaal voor ons niet op’.”

“U zei dat kosmische invloeden op een gewas niet zijn vast te stellen. Het is net zo wetenschappelijk om te zeggen dat ze wél invloed hebben. Als je zegt dat er geen invloed is mag je dat van mij aantonen, maar hoe wil je dat dan doen?”

Graankorrels tellen. Als er een significant verschil is…

“Ah, daar heb je het weer: significant. Een begrip uit de statistiek die voorbijgaat aan de telling op zich maar wordt gebruikt om een bepaalde telling te beoordelen. Het ene oordeel is het andere niet. Hoe vaak hoorde ik niet vroeger in Amsterdam van statistici: als ik het verschil niet direkt zie, pas ik statistiek toe?”

Zo verzandt het gesprek over kosmische zaken in een welles-nietes discussie.

“Ja, ik heb sterk de indruk dat het vaak in die hoek verzandt.

“Maar een ander punt: de biologischdynamische landbouw houdt zich behalve met de opbrengst ook bezig met de manier waarop je zelf boer bent. Niet alleen kijkt de boer naar zijn grond, hij kijkt ook buiten de grenzen van zijn bedrijf. De maatregelen die hij neemt zijn gericht op planning en kwaliteitsverbetering op lange termijn. Het is niet een geïsoleerd verzorgen van zijn gewas, maar het zoeken van: hoe verhouden de verschillende elementen van mijn bedrijf zich ten opzichte van elkaar? Ook vraagt de boer zich af: ben ik mij bewust van al die dingen?”

Lekker moeilijk

Bewustzijn is niet een concrete maatregel die je de boer als alternatief kan bieden voor de kostprijs van zijn produkten, die bij de alternatieve landbouw nog altijd zo’n 25 procent hoger ligt dan hij de gangbare landbouw. Daar wordt een boer niet vet van. Wilt u ze tot een soort geloof bekeren?

„Nee, ik heb zeker niet de indruk dat ik iemand wil bekeren, dat lijkt me zelfs een vreselijk idee. En dat een boer er niet vet van wordt… misschien zijn er wel boeren die helemaal niet vet willen worden. En zó hij al vet wordt van de gangbare landbouw in Nederland, wordt hij er dan ook gelukkig van? Er is toch niemand die met plezier alles om zich heen doodspuit terwijl hij denkt dat hij dan juist de wijze raad van de wetenschap volgt? Wat heeft de gangbare landbouw de boer nou te bieden? Het is helemaal niet fantastisch!

„De afgelopen 25 jaar na de oorlog is er ondanks veel moed, beleid en trouw géén alternatief aangedragen voor problemen in de landbouw behalve: er af spuiten wat er op dat blad zit. Bestrijdingsmiddelen worden steeds meer verfijnd maar telkens weer wordt de parasiet resistent. Er is geen eind aan. Sterker, ze wennen aan het resistent worden. Dat is een uitzichtloze situatie.

„Hoe economisch is het om vijfhonderd kilo stikstof op een weiland te strooien om er vijftig kilo extra eiwit af te halen? Dat is toch een schrijnende vraag!”

„Wat voor idealen houdt de wetenschap de boeren voor? 10.000 varkens, 20.000 varkens, met een computer geregistreerd, waar is dat goed voor? Is dat voor het verruimen van het bewustzijn van die boer of wordt het alleen maar gezien als produktie-eenheid? Iedereen rent heel hard ergens naar toe. Ik ga dan zitten. Niet dat ik tegen rennen ben, integendeel. Maar ik wil wel weten waarhéén: Wellicht hoor ik straks een grote plons!”

Zult u in Wageningen met uw denkbeelden straks niet geïsoleerd komen te staan, zo van: de studenten hebben nu na veel zeuren hun alternatieve hoogleraar, die houden zich verder koest en nu gaan we over tot de orde van de dag?

„Zoiets als rozen om het hek van de atoomcentrale. Als niemand behoefte heeft aan alternatieven, zal die situatie zich zeker voordoen. Dan is het een zinvolle poging geweest om het te proberen. Als ze wel een alternatief willen kan ik ze daarbij trachten te helpen. Ik heb er geen behoefte aan om me over dit probleem druk te maken.

„Landbouwtechnisch kun je veel maatregelen opsommen, maar dat is meteen aanvechtbaar. Rotte compost of juist verse koeienmest op welke bodem, bij welk klimaat? Alternatieven te over. Alternatieve landbouw is lekker moeilijk, het vereist veel van je vakmanschap.

„Nu kan je wel gaan zeggen: dat is pas elitair. Dat kunnen alleen goeie boeren. Dat is hetzelfde als wanneer je zou zeggen: jammer dat er alleen goeie dokters zijn, want dan verdienen de slechte een hoop minder. Het is een beetje absurd als je zo denkt.”

Zaaikalender

Gelooft u zelf in de zaaikalender van Maria Thun?

„Geloven… geloven… Zoals de ene mens gelooft in het bestaan van atomen, zo gelooft de ander in het bestaan van hele grote delen en verbanden, die erg ver weg zijn. Als je in een atoom gelooft, praat je over iets dat aan de ene kant van het onzichtbare ligt, en als je in de werking van de kosmos gelooft, kijk je naar de andere kant van het onzichtbare. Je kunt in beide gevallen experimenten doen. Het feit dat ze in de atoomfysica verder zijn dan in de studie naar kosmische invloeden heeft niets met wetenschap te maken, maar met subsidiebeleid.

„Iedere professor die zich ooit heeft verdiept in aquatische ecologie stelt vast dat er verschillende organismen zijn die aanwijsbaar onder invloed staan van de maancyclus. Hij laat zich daarbij niet afleiden door het feit dat hij daar geen mechanistische verklaring voor heeft. We zitten in ons denken zo vast aan die mechanistische voorstellingswijze, dat we die niet ter discussie stellen.

„Hetzelfde bij biologische preparaten. In hoeveelheden ten opzichte van het gewas zijn ze absoluut verwaarloosbaar, maar waarom zouden ze niet werken als ik ze over de bodem strooi? Weer hetzelfde: mensen die zeggen: het kan niet. Dat werkt zeer blokkerend.”

U vindt de wijze waarop in Nederland aan de universiteiten wetenschap wordt bedreven verouderd?

„Ik moet dit goed proberen te formuleren… Exacte wetenschapsbeoefening, zoals die zich in vorige eeuwen heeft ontwikkeld, heeft gekozen voor het afzonderen van allerlei bijzaken, die het doen van uitspraken over experimenten te ingewikkeld zouden maken. Men moest het probleem goed isoleren: één oorzaak en één gevolg trachten te vinden. Ik vind dat uiterst legitiem, want je werd eind zeventiende eeuw, begin achttiende eeuw natuurlijk helemaal crazy omdat je als wetenschapper in een maatschappij moest werken waar wetenschap en bijgeloof nog veel dichter bij elkaar stonden dan tegenwoordig.

„Die oudere methode van uit elkaar rafelen was het begin van uiterst nauwkeurig denken en experimenteren, maar we moeten nu veel meer, veel grotere en gecompliceerdere samenhangen er bij proberen te betrekken. De wetenschapper moet weer elementen in zijn denken gaan opnemen, die hij lange tijd noodzakelijkerwijs had uitgebannen. Ik heb sterk het gevoel dat op veel plaatsen wetenschapsmensen bezig zijn om méér geïntegreerd te gaan werken, om vanuit geïsoleerde waarnemingen naar een totaalbeeld te komen.

„Wat dat betreft: vragen over de levende natuur zijn toch nog helemaal niet beantwoord? Wat is leven? Volgens sommigen is het leven niks, alleen maar een complexe toestand van de anorganische natuur. Het is onwetenschappelijk om begrippen, die zijn ontleend aan de studie naar de niet levende natuur te gebruiken voor een verklaring van de wel levende natuur.”

Leven is volgens u meer dan een som der dode delen?

„Duidelijk! En de rechtvaardiging van deze denkwijze zie ik onder andere in het feit dat men zich in vorige eeuw zó afzette tegen het oude vitalisme, dat men ging zeggen: alles is beter dan dat er iets als levenskracht zou zijn.

Bent u niet bang om via de achterdeur weer een nieuw bijgeloof te introduceren?

„Een aantal biologen en fysici vinden dat het geloof in de goden van weleer nu is overgeheveld op de wetenschap, met alle inwijdingsrituelen van dien én met alle eigenschappen van het Jeanne d’Arc-effect: iemand met een visionaire, religieuze ervaring, die niet bij de moederkerk hoort, moet op de brandstapel. Als god wat te zeggen heeft doet-ie dat wel via de kerk, want daar is de kerk voor. Als mensen in Wageningen zeggen: ieder alternatief is nonsens want dan hadden we het zelf wel gevonden want daar zijn we voor aangenomen, is dat hetzelfde.”

Gelooft u dus dat onze vorm van wetenschapsbeoefening aan een einde komt?

„Ja, die zit aan het einde van zijn eerste ontwikkeling. Aanzetten voor een nieuwe doorbraak zijn duidelijk zichtbaar.

„Ik wil in dit verband een opmerking van professor Bolk (oud-anatoom te Amsterdam, naar wie het antroposofisch instituut te Zeist is genoemd, CdS) memoreren: ‘We zouden bij iedere stap die we met de microscoop maken ook een stap met de macroscoop moeten doen om de betekenis der deelwaarneming in samenhang met grotere verbanden te kunnen rechtvaardigen’.”

„Dat is een omkering, die je ook op jezelf kan betrekken: van microscopiseren naar macroscopiseren. Maar dan wel, in mijn geval, heel praktisch in direkt contact met de boeren. De boeren moeten er wat aan hebben. Net als mijn studenten. Als ze denken dat ze iets van me kunnen leren hoop ik dat ik ze niet hoef teleur te stellen.

„Zo niet, dan is mijn uurtje college in Wageningen ook niet weg. Want dan kan ik rustig wat lezen.”