NRC Handelblad 20-2-1988 — Ter voorbereiding van het vraaggesprek dient de geest getemd. De stille galerijen van het Zoölogisch Museum in Oxford bieden de juiste omgeving. Dawkins’ boek gaat over evolutiesoftware en de oneindig-dimensionale genetische ruimte – Darwin’s evolutie daarentegen is tastbaar aanwezig in het Victoriaanse museum, overzichtelijk en warm. Het voelt aan als de leer van Newton na een verwilderende rondtocht in het rijk der quantummechanica.
***
Vogels van de Galapagos staan in’ overzichtelijke rijen uitgestald. IJzeren bogen dragen het glazen dak. In het midden staan Dinosaurus-achtigen, en ik verheug me op kasten vol vlinders en torren. Weinig in dit museum is modern. Buiten ploffen oude bladeren in het natte gras onder voortdurende regenval.
‘s Middags loop ik naar’ het Jesus College, waar Dawkins werkt. De tocht langs muren vol mos, door vochtige poortjes en langs een kathedraaltje waaruit orgelmuziek fladdert, geven me een bijna dramatisch gevoel van sterfelijkheid en verval. Opgelucht tik ik na wat zoeken op een (oude en scheve) deur waarop groot en wit staat geschilderd: Dr R. Dawkins.
“Hallo.” Zeer beschaafd geluid. “Quite a bit of rain, is it not?”
Beamend monster ik zijn gestalte, kleiner dan ik dacht. Strakke onmodieuze broek, heldere, ik mag wel zeggen héél heldere ogen en een smalle mond waaruit rap Engels ontsnapt. Ik voel me nu wat groot, wat traag in taalgebruik, en zeker de mindere in kennis. Desalniettemin krijg ik een stoel aangeboden, een tafel voor een band recorder en een minzame blik.
Dawkins: “Do you have any questions?” Zeker, daar kwam ik voor, helemaal met het vliegtuig en met de trein via Londense stations vol duisternis en rook. Mijn eerste vraag staat op papier. Ik stel hem in goed verstaanbaar Engels en zijn antwoord is snel gegeven: “No.” De volgende vraag heb ik ook ingestudeerd en het antwoord daarop luidt: “You are right: yes.”
Het waren goede, lange vragen, maar misschien te veel aansturend op bevestiging of ontkenning. Toen ik ooit de filosoof Michael Ruse in Cambridge ontmoette, was een tegenovergesteld effect merkbaar: elke zucht mijnerzijds werd gevolgd door een drie kwartier durend exposé van Ruse.
Enthousiast
De strategie moet om. Ik wijs op zijn computer en zeg: “Dat evolutiespel van u, is dat te bezichtigen?” Nu wordt Dawkins enthousiast. Hij veert op en neemt me mee naar de (oude en scheve) tafel waarop een batterij Apple-apparatuur staat opgetast. Vanaf dat moment wijken wij niet meer van het scherm, en thuis, tijdens het terugluisteren van de band, hoor ik voortdurend geklik van muis, gesnor van harde schijf en korte uitroepen als: “How nice” en “Very interesting.”
Wat is er dan zo alleraardigst aan het programma? Toen ik zijn boek las dacht ik: ‘Zo’n computersimulatie is zeer instructief.’ Dawkins zelf vond het kennelijk ook overtuigend, want hij schrijft, toen hij de eerste resultaten van zijn programma zag: “Ik kreeg die dag geen hap meer door mijn keel en toen ik ‘s nachts probeerde de slaap te vatten, fladderden ‘mijn’ insecten voortdurend achter mijn oogleden langs.”
In het echt, zo samen creaturen scheppend in het Jesus College, is het inderdaad uitermate beeldend, al is een inzicht in de werking essentieel voor het optimaal beleven van de pret.
Eén van de doelstellingen van Dawkins’ boek is een antwoord te geven op de vraag: hoe kan een zo complexe structuur als bijvoorbeeld een oog ontstaan uit ‘niets’. Het wordt niet geschapen in een grote klap, of zelfs in een beperkt aantal kleinere stappen, maar het wordt langzaam gevormd, heel langzaam, op basis van ontelbare mutaties over een enorme tijdsperiode. Stapje voor stapje wordt een steeds complexere structuur bereikt die net iets betere overlevingskansen biedt, zoals een berg voetje voor voetje wordt beklommen – met dit verschil dat bij bet beklimmen van een berg de ‘wens om de top te bereiken’ (teleoIogisch) aanwezig is, en bij evolutie is er sprake van een doelloos ronddwalen in de evolutionaire hyperruimte (er zijn zovele dimensies als er verschillende gen-expressies zijn). De omgeving oefent selectiedruk uit op een ontstaan organisme. De beter toegerusten overleven en planten zich voort. Dawkins beschrijft het in geestdriftige zinnen.
Offensief
— Maar waarom bent u zo in het defensief tegen alle creationisten, Lamarckisten en andere -isten? Dat is toch wet een beetje afgelopen? Het maakt het boek gedateerd.
Dawkins: “lk ben niet in het defensief, maar ik ga juist in het offensief. Ik heb een levendige wens om de mensen de opwindende waarheid van de wereld om ons been uit te·leggen, de reden van hun bestaan. Het is namelijk to vreselijk leuk om het helemaal te begrijpen, en heel veel mensen missen die vreugde omdat ze op een dwaalspoor zitten.”
— U schrijft dat Darwinisme heel eenvoudig is; waarom begrijpen zo weinig mensen het dan?
“Dat is moeilijk. Een mogelijke reden is dat de tijdsspanne waar we over praten zo enorm veel groter is dan wij kunnen bevatten. Onze hersenen zijn gewend aan periodes in de orde van minuten, uren, jaren. Het allerlangste dat wij ons kunnen voorstellen is enkele eeuwen. Duizenden jaren kunnen wij al niet meer overzien. Wij denken dat de bloeiperiode van Egypte of Babylon al zo lang geleden is, maar voor iemand die zich met evolutie bezighoudt is dat niets! Het is een seconde voor hem. Hij denkt in tenminste tienduizenden of honderdduizenden en veelal in miljoenen of tientallen miljoenen jaren.
Complerx ontwerp
“Een andere rede voor het ongeloof is het ‘probleem van het complexe ontwerp’. De illusie van een ‘ontwerp’ is zo vreselijk groot Een levend wezen in al zijn gecompliceerdheid heeft alles weg van een ingenieuze machine. Een oog, een kniegewricht, ‘iemand moet dat toch gemaakt hebben!’ Maar ik stel: gegeven voldoende tijd kunnen alle gecompliceerde structuren in de natuur uit evolutie worden verklaard.
“Dit lijken mij de twee belangrijkste redenen voor bet onbegrip. Andere theorieën, zoals relativiteits- en quantumtheorieën, worden door de mensen gemakkelijker geaccepteerd omdat ze die toch niet kunnen begrijpen. De formules en inzichten die hier worden gehanteerd zijn intrinsiek zo vreselijk moeilijk te bevatten, dat ze gewoon zeggen: ‘lk snap het niet’, waarmee ze dan ook niet tegen kunnen zijn. Het Darwinisme heeft dat ogenschijnlijk makkelijke zodat mensen bet denken te snappen; maar ze begrijpen het niet echt.”
— Daarbij komt dat in de relativiteitstheorie een eigen taal is ontwikkeld, en Darwinisme gebruikt gewoon mensentaal.
“Jazeker, hoewel de quantumtheorie ook wel antropomorfe termen als ‘charm’ gebruikt. Maar dat heeft zo totaal niets met charme te maken, dat het er niet toe doet.”
Fata morgana
— Een van de moeilijkste dingen van het Darwinisme is de afwezigheid van ieder doel. Onze hersenen zijn geëvolueerd tot een niveau waarop wij bij alles een ‘doel’ zien, terwijl de evolutie als zodanig dat niet heeft. Dat is even wennen.
“Dat is precies wat er gebeurd is. De genen hebben de ontwikkeling van de hersenen geprogrammeerd en één van de ontwikkelde functies is de eigenschap om onszelf een doel te stellen, zoals het vangen van een prooidier, het zetten van een valstrik, of meer abstracte idealen.
“Dit soort ‘doel’ is in de evolutie zelf een fata-morgana. Op genniveau speelt absoluut geen bedoeling. Maar omdat onze hersenen zijn geprogrammeerd om doelen te stellen is het makkelijk om verstrikt te raken in ‘doelgericht taalgebruik wanneer we over genen praten!”
— Er is ook geen duwende kracht?
“Nee, ook niet.”
— Is er dan geen sprake van enige kracht?
“Kracht? Alleen als beeldspraak. De evolutie gaat voort als een meanderende rivier door een woestijnlandschap, die de weg van de minste weerstand volgt om bij de zee te komen. Maar er is geen drijvende kracht om bij de zee te komen, geen doel, geen tendentie, geen streven, om bij die zee te komen.”
— Wij zijn dus het product van de minste weerstand?
“Ja, dat zijn wij.”
— U praat over DNA, dat is een simpele informatiedrager. Wanneer je over evolutie praat, praat je over de evolutie van informatie.
“Wij zijn de dragers van informatie en we zijn tegelijkertijd de ‘read out‘ van die informatie. Uitsluitend de informatie wordt van generatie tot generatie overgedragen. Maar de overlevingskans van die informatie – het genotype – hangt af van het succes van zijn eigen product – het fenotype – in de omringende wereld. Wanneer het lichaam sterft, sterft ook die bepaalde informatie, tenzij dat lichaam zich heeft voortgeplant.
“Ik zie evolutie toch meer als evolutie van bet fenotype. Ik zou willen zeggen dat evolutie is: de opeenvolging van lichaamsvormen. In de zin van een filmprojector – ieder beeldje apart is een beetje verschillend van de vorige, maar de stroom beelden op het scherm maakt evolutie tot een vloeiende beweging.”
Oer-cake
— De ontwikkeling van de oer-cake tot de moderne cake is ook evolutie, en het recept is de informatiedrager.
“Ja, een sterk punt tegen het Lamarckisme is dat een betere cake niet automatisch zijn eigen recept herschrijft. Het Lamarckisme zegt: een verworven succesvolle eigenschap wordt op een of ander manier ‘terugvertaald’ naar zijn genen. Dat is volstrekt onjuist.
“De cake wordt Darwiniaans beter omdat: 1– iemand het recept van een minder lekkere cake ‘muteert’ waardoor de kans ontstaat dat hij een lekkerder cake bakt (een mutatie op het niveau van het gen); 2– mensen die komen proeven die cake ook lekkerder vinden dan de vorige (het fenotype blijkt dus succesvol in het milieu van cake-eters); en 3– het recept vervolgens ijverig wordt overgeschreven en de cake wordt nagemaakt (de cake plant zich dan genetisch voort door middel van zijn recepten en dit genotype verspreidt zich verder over het milieu der cake-eters, die de nieuwe cake gaan bakken, en weer andere cake-etende mensen enthousiast maken, die de recepten gaan overschrijven, enzovoort. De oude cake sterft uit. Het milieu heeft geselecteerd).”
— Graham Cairns Smith, die u in uw boek uitgebreid behandelt, spreekt van Genetic Takeover toen de anorganische evolutie van kleistructuren werd overgenomen door de organische evolutie van DNA-achtige moleculen. Wat is de volgende genetische sprong?
“Ik kom net terug van een conferentie in Los Alamos in New Mexico, en deze conferentie had als titel: artificial life. Het ging voor een deel over computers natuurlijk, en de mening van veel aanwezigen was toch wel dat mogelijkerwijs het fenomeen van ‘zelfvermenigvuldiging’ in de computerwereld zal gaan voorkomen, en misschien wel de genetische voortplanting op den duur overneemt.
Academische boom
“Het was een zeer stimulerende bijeenkomst, een van de interessantste die ik ooit heb bezocht, omdat hier nu eens niet het clubje van biologen, chemici en fysici met het bekende gezichtspunt bij elkaar zat; de academische boom werd weer eens van een hele andere kant omgekapt. Er waren vertegenwoordigers van veel verschillende takken van wetenschap, geïnteresseerd in hetzelfde onderwerp: leven in de breedste zin van het woord, op deze planeet en daarbuiten, in robots en eigenschappen die ‘natuurlijk’ en ‘kunstmatig’ leven gemeen moeten hebben.”
— Een beetje afgeknaagd onderwerp is de vraag of computers intelligent zijn.
“Ja, dat zal zijn, maar ik heb de sterke overtuiging dat er een dag zal komen dat computerintelligentie gelijkwaardig zal zijn aan die van mensen. Op sommige gebieden dan natuurlijk, niet in het algemeen gesproken. Schaakcomputers bijvoorbeeld, ik zie dat op de lange duur niet als probleem. Nu verslaan ze al de meeste goede spelers, afgezien van grootmeesters, maar het lijdt geen twijfel dat ze dat op een dag wel zullen doen.”
— Geen twijfel?
“Sommige mensen twijfelen, dat was ook een van de punten van discussie op die conferentie in Los Alamos. Maar ik denk dat het nu gewoon te duur is om een computer te maken die wereldkampioen schaken zal worden. Om een winnende schaakmachine te bouwen moeten computers nog veel sneller en krachtiger zijn, en dan lukt het wel. Dat is een kwestie van tijd, maar in principe kan het gedaan worden.”
— Leeft een computer al?
“De vraag of een computer levend is, wil ik wat aanscherpen, want zó gesteld is dit een lege probleemstelling. Ik vind een computer pas levend als er een zekere mate van evolutie en reproductie is, en dat brengt dus een soort genetica en zelfreplicatie met zich mee. Dat hoeft niet zozeer de machine zelf te zijn, maar ook de programmatuur die er op draait in de ‘computerwereld’. Maar volgens computermensen kan er een tijd komen dat computers zichzelf fysiek reproduceren in hardware, en dat opent dan de mogelijkheid van mutatie en evolutie.”
— Wie selecteert, welk milieu?
“Zoals in elke Darwiniaans systeem zal het aantal kopieën doorslaggevend zijn bij het meten van succes: het aantal replica’s van een bepaald type computer op de wereld.”
— In een milieu met mensen, in dat geval.
“Ja, in dat milieu. Mensen vormen de omgeving waarin dit alles zich afspeelt. Wij zouden de gereedschappen ‘kunnen zijn waarvan computers zich bedienen om zich voort te planten. Dat is prachtig. Ik heb daar geen moeite mee, want dit is hetzelfde als wanneer je zegt dat planten essentieel zijn voor dieren, die zich willen voortplanten.”
Fossiel konijn
— U schrijft dat u overtuigd bent dat er maar één manier is waarop wij geworden zijn zoals we zijn, dat er maar één manier van evolutie is. Als er leven op een andere planeet aangetroffen zou worden, zou dat volgens u toch via de Darwiniaanse principes gegaan moeten zijn.
“De kern van dit argument is misschien wat zwakker dan ik het in mijn boek verkocht. Het argument is eigenlijk dat geen der alternatieve evolutietheorieën goed genoeg is om het resultaat van ‘adaptieve complexiteit’ uit te leggen. Dit is uiteindelijk wat we willen verklaren, en geen enkele andere theorie kan dat, alleen Darwinisme. Daar gaat het om.
“Ik kan natuurlijk nooit zeggen dat niemand ooit een theorie zal lanceren die zou kunnen werken. Ik zeg alleen: ik heb het sterke gevoel dat dit nooit het geval zal zijn. Ik weet ook dat er tot dusverre geen enkele goede theorie is gelanceerd:”
— Voor welke ontdekking in de natuur, op grond waarvan het Darwinisme onhoudbaar zou blijken, bent u het meest bang?
“Bang zijn is niet goed uitgedrukt. Ik zou bij een ontdekking waarbij mijn gedachten over evolutie zouden ontsporen, waarschijnlijk juist erg opgetogen zijn, want dan betreft het een zeer interessante wetenschappelijke ontdekking. Ik denk dat het nooit zal gebeuren, maar het is niet zo moeilijk om aan een vondst te denken die het hele idee van Darwinistische evolutie op zijn kop zou zetten. Zoals Haldane zei: als je een fossiel konijn in het Praecambrium vindt is de heersende evolutietheorie ongeldig geworden. Dit konijn zal overigens niet gevonden worden, is mijn overtuiging.
“Een ander voorbeeld… Het moet iets zijn waarbij een mutatie in één stap en in één generatie een totaal nieuwe, zeer gecompliceerde aanpassing tot gevolg zou hebben…”
— De vleugels van een engel.
“Ja! De vleugels van een engel. Mooi voorbeeld. Indien die in één stap zouden verschijnen – en dan bedoel ik mooie vleugels waarmee je goed kan vliegen, die net zo efficiënt en gecompliceerd zijn als vogelvleugels, compleet met zenuwen en spieren en veren en dergelijke, en als je er daarna zeker van bent dat de ouders van deze engel géén vleugels hadden – dan zou ik de eerste zijn die de evolutietheorie van Darwin zou verwerpen.”
De blinde horlogemaker
door Richard Dawkins
336 blz., geill. Contact 1988,
vertaling Frans de Groot,
(The Blind Watchmaker 1986)
ISBN 90 254 6741 5